68 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hij`
- aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
- achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
- alle baat helpt zei de schipper, en hij blies in het zeil (=alle beetjes helpen)
- als David zijn volk telde verloor hij de strijd (=tel de winst pas uit bij het einde van de strijd)
- als de maan vol is schijnt ze overal (=als iemand gelukkig is, kan iedereen dat zien)
- als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
- als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
- april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
- buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
- dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
- dat kan hij in zijn zak steken (=dat is raak - die zit!)
- de druiven zijn zuur (zei de vos maar hij kon er niet bij) (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
- de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
- de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
- de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
- de zeilen hijsen (=opstaan, vertrekken)
- de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
- de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
- een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
- een haas is graag waar hij geworpen is. (=ieder wil graag zijn waar hij geboren is)
- elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
- geef een ezel haver en hij loopt naar de distels. (=mensen zijn soms koppig en willen geen hulp of advies)
- geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)
- geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
- geen heilige zo klein of hij wil zijn kaarsje hebben. (=mensen vertellen graag wat voor goeds ze hebben gedaan)
- geen mens zo gek of hij heeft een goeie trek. (=zelfs vreemde mensen hebben goede eigenschappen)
- geen zo kleine sant of hij wil zijn kaars hebben (=ook de mindere machten moet men gunstig stemmen)
- heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
- heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
- het is niet overal zomer waar de zon schijnt. (=schijn bedriegt)
- hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
- hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
- hij zal mijn koffer niet kruien (=hem zal ik mijn zaken niet toevertrouwen)
- hij zeit wat (=honend gezegd van iemand die iets stoms zegt)
- hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
- hooi als de zon schijnt (=je moet de gelegenheid gebruiken als die zich voordoet)
- hooien als de zon schijnt (=van de gunstige gelegenheid gebruik maken)
- ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
- iemand in de ogen schijnen (=iemand hinderen)
- ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
- in de ogen schijnen/steken (=hinderlijk zijn, ergeren)
- je licht ergens op laten schijnen (=iets duidelijk maken)
- kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
- men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
- na regen komt zonneschijn (=na een periode van tegenslag, komt er een betere tijd)
- nu heb je het schaap aan het schijten (=nu komen er problemen van)
- ook een raspaard schijt als een karhengst. (=rangen en standen maken mensen niet meer of minder waard)
- op de galg schijten (=nergens bang voor zijn)
- op de wereld schijten (=overal maling aan hebben)
- over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
123 betekenissen bevatten `hij`
- wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
- wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
- zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
- dat is algabra voor hem. (=daar snapt hij niets van.)
- dat ligt hem in zijn mond bestorven (=daar spreekt hij veel over)
- dat zal hem geen windeieren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
- die haring braadt niet (=dat (meestal geniepige) plannetje schijnt niet te lukken)
- dat was Grieks voor hem (=dat begreep hij niet)
- dat gaapt zo wijd als een oven (=dat is hoogst onwaarschijnlijk)
- dat gaapt als een oven (=dat is onwaarschijnlijk)
- dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
- het waren allebeiden vuilaards. (=de een verwijt de ander iets waaraan hij zich)
- het is altijd vet op een andermans schotel (=een ander heeft het schijnbaar altijd beter)
- iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
- een pilaarbijter (=een zeer schijnheilig / hypocriet persoon)
- geen poot aan de grond kunnen krijgen (=geen schijn van kans blijken te hebben)
- het kainsmerk aan zijn voorhoofd dragen (=het is op zijn gezicht te lezen dat hij een schurk is)
- wat baten kaars en bril als de uil niet zien en lezen wil (=het is vruchteloos iemand te willen voorlichten als hij dat niet wil)
- iets naar zijn hand zetten (=het precies (laten) doen zoals hij wil)
- het is kermis in de hel (=het regent terwijl de zon schijnt)
- het water is veel te diep (=hij durft het niet aan)
- het geld brandt hem in de zak (=hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit)
- zijn hoed zit altijd op zijn hoofd (=hij groet nooit iemand)
- er is tuk aan de hengel (=hij heeft beet (krijgt zijn zin))
- buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
- buiten hem om lopen (=hij heeft er geen invloed over)
- het water loopt hem in de mond (=hij heeft er heel veel trek in)
- het kwartje is gevallen (=hij heeft het begrepen)
- je schip is binnen (=hij heeft zijn fortuin gemaakt)
- die heeft een graat in z`n keel (=hij is (spreekt) bekakt)
- niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
- zijn haring braadt daar niet (=hij is daar niet welkom)
- het komt uit zijn koker (=hij is degene die het heeft bedacht)
- zijn hoed staat op halfzeven (=hij is dronken)
- zijn kop is zwaarder dan zijn benen (=hij is dronken (of erg moe))
- er loopt bij hem een streep door (=hij is een beetje gek)
- zijn land ligt in zijn schoenen (=hij is een grote opschepper)
- de stoom komt uit zijn oren (=hij is heel erg boos)
- het vet zit hem niet in de weg. (=hij is mager)
- er mankeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
- het scheelt hem in zijn bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
- een van de vijf is uit kuieren (=hij is niet goed wijs)
- er zit een schroefje bij hem los (=hij is niet helemaal goed wijs)
- het scheelt hem onder de muts. (=hij is niet helemaal goed wijs)
- er is geen doen aan (=hij is niet te overtuigen, niets kan helpen)
- er is geen huis met hem te houden (=hij is niet tevreden te stellen, je kan er geen land mee bezeilen)
- met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
- zijn pruik staat scheef (=hij is slecht gehumeurd)
- de broodkruimels steken hem (=hij kan de welstand niet dragen)
- de centen dansen hem in de zak. (=hij kan niets sparen)
50 dialectgezegden bevatten `hij`
- (=hij is lekker blond) (Achterhoeks)
- (z) oë es ni op ze gat gedoëpt (=Zij / hij is genen dommerik) (Moorsel)
- `hier zèèk mee munne zèèk`zik, `dè ziek` zeej (=`hier ben ik met mijn urine`zei ik, `dat zie ik` zei hij) (Tilburgs)
- ... te wannut (=deze broek draag ik niet meer, hij is te slordig) (Midden-Walchers)
- 'aa oa zuune filé (=hij keek sip) (Gents)
- 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
- 'i ee hem overdoan (=hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen) (Waregems)
- 'i es eprisseerd (=hij heeft haast) (Waregems)
- 'Ij / zij komt mee zunne zekel nao de oogst (=hij /zij is te laat met zijn acties / opmerkingen) (Nieuw-vossemeers)
- 'Ij èt nag wel 'n achterpleggie (=hij heeft nog wel wat achter de hand) (Enkhuizens)
- 'j es de piestin (=hij is vertrokken) (Knesselaars)
- 'j es roaznde koleirig (=hij is zeer kwaad) (Knesselaars)
- 'j es zijn kluutn goan schuurn (=hij loopt weg als er moet gewerkt worden) (Knesselaars)
- 'j est an zijne rekkere (=hij is niet meer te redden) (Knesselaars)
- 'k en èm zjuust mè ne schemel zien passeren (=ik geloof dat hij hier juist voorbij ging) (Sint-Niklaas)
- 'k ken um nie bekwèkt krijge (=hij hoort me niet roepen) (Bredaas)
- 'm zit giltied te frikkeln (=hij kan niet stilzitten) (Ostêns)
- 'n è geschet'n (=hij heeft het verkorven) (Nieuwpoorts)
- 'n ezel wordt nooit 'n peerd (=men kan beter doen waar hij goed in is) (Westerkwartiers)
- 'n Is mé 'n aorige sies (zuid-beveland) (=hij springt van de hak op de tak) (Zeeuws)
- 'n raere drooier (Tholen ) (=hij spring van de hak op de tak) (Zeeuws)
- 'n siepeljangt (Schouwen-Duivenland) (=hij springt van de hak op de tak) (Zeeuws)
- 'n Wetenskapper deankt datte 't wet en 'n warkman wet 't (=een wetenschapper denkt dat hij 't weet en een werkman weet het) (Sallands)
- 'oe lomper den boer, oe groëter zen petetten (=hij is een echte gelukzak) (Melseels)
- 'r zit op ´n gooi wei (=hij heeft er een goed leven) (Neerharens)
- 't 'n e geeën beetren an (=hij / zij blijft op het slechte pad) (Waregems)
- 't ang nie onieën wattem zeid (=het houdt geen steek wat hij zegt) (Meers)
- 't begunt bij 'em te schemer'n (=hij begint het door te krijgen) (Westerkwartiers)
- 't bijt in zijn bille (=hij kan er niet aan weerstaan) (Kaprijks)
- 't blift in zènne kop steken (=hij kan het niet vergeten) (Sint-Niklaas)
- 't ej uit zijn gat vroan (=hij wil alles weten) (Kaprijks)
- 't es 'n affront (wèrd)! (=hij / zij verdient een belediging!) (Waregems)
- 'T es crymieniël (=hij is zeer zat) (Harelbeeks)
- 'T es iën eirle (=hij is zat) (Harelbeeks)
- 't Es ienen van ten alf vijven donkere. (=hij is niet slim.) (Zelzaats)
- 't es link ip 'n aënde ré'nen (=hij heeft er geen gehoor naar) (Waregems)
- 't es ne azèèn pisser (=hij is een zuurpruim) (Hals)
- 't es ne kleine van... (=hij is zoon van...) (Ninoofs)
- 't es ne zeemelirre (=hij is een onrustig persoon) (Gents)
- 't es nen auverechtsn (=hij is tegendraads) (Meers)
- 't es nog ieën'n van zin ieëste brouwk (=hij is nog maar een beginneling) (Waregems)
- 'T es pynantie (=hij is zat) (Harelbeeks)
- 't es tjij nie (=hij is het niet) (Hansbeeks)
- 't es wel bestèdj (=t is goed zo, hij heeft het verdiend, dat zal hem leren) (Meers)
- 't es za voeër gedrodj en geskeet'n (=hij lijkt op zijn vader als twee druppels water) (Ninoofs)
- 't es ze pèkke gecheite (=hij is het evenbeeld van zijn vader) (Leuvens)
- 't es ze voeër / vaudr gesketen (=hij lijkt volledig op zijn vader) (Meers)
- 't es zè voier gescheiten en gespagen (=hij trekt als 2 druppels water op zijn vader) (Aalsters)
- 't es zè voir gescheit'n en gespaven (=hij lijkt op zijn vader) (Aalsters)
- 't Es zenne petj gescheten! (=hij lijkt enorm op zijn vader) (Teralfens)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen