5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `getrouwd`
- er niet mee getrouwd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
- getrouwd zijn over de puthaak (=onwettig samenwonen)
- onder de bezem getrouwd zijn (=ongetrouwd samenwonen)
- over de puthaak getrouwd (=onwettig samenwonend)
- zo zijn we niet getrouwd (=op die manier iets niet afgesproken hebben)
7 betekenissen bevatten `getrouwd`
- je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
- je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
- het ei met de kip krijgen (=een vrouw getrouwd met een kind trouwen)
- je eieren goed naar de markt brengen (=met een rijke vrouw getrouwd zijn)
- onder de bezem getrouwd zijn (=ongetrouwd samenwonen)
- aan de scharrel zijn (=verkeren zonder verloofd of getrouwd te zijn)
- in de fuik zijn (=verloofd of getrouwd)
22 dialectgezegden bevatten `getrouwd`
- 't is eeën vor 'n ossebilk (=Die geraakt niet getrouwd) (Veurns)
- 't Was bai de beddeplank of. (=Het kind werd geboren toen ze precies negen maanden getrouwd waren.) (Zaans)
- a és geléik getroutj (=hij is dan toch getrouwd) (Meers)
- a és tegen zè gedacht getraudj (=hij is niet met volle toestemming getrouwd) (Meers)
- A'j om t geald trouwd bint, he'j ne koo in n stal en n vearkn in berre! (=Als je om het geld bent getrouwd heb je een koe in de stal en een varken in bed.) (Twents)
- de witte dauf ès al vant daok (=pas getrouwd en al ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij is oan zun geraant kunne komme (=hij is toch getrouwd) (Gastels)
- Hou lang piele jou nou met het ouwe mens om (=Hoe lang ben je getrouwd) (Leewarders)
- ij stoad'op een goe wêjken (=hij is rijk getrouwd) (Kaprijks)
- in zè zoeët opgoeën (=niet getrouwd geraken) (Meers)
- j' is mè zun koente in de beuter gevallen (=met iemand getrouwd zijn met veel geld) (Brugs)
- jis mé ze gat in de beutre gevooln (=hij is rijk getrouwd) (Lichtervelds)
- Kötte sjpas en lank leed. (WT) (=getrouwd zijn) (Mechels (NL))
- opgoën in zè zoëd (=niet getrouwd geraken (man)) (Meers)
- tès van moet'n (=getrouwd wegens zwangerschap) (Zuid-west-vlaams)
- wèl aajer eete, ok al hèdde gin kiepe (=ook al ben je niet getrouwd toch aan je trekken komen) (Tilburgs)
- z'es no jonk (=ze is nog niet getrouwd) (Waregems)
- zau zin ver nie getrouwd (=dat is niet zoals afgesproken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ze benne trouwd en dain (=ze zijn getrouwd en hebben kinderen.) (Westfries)
- ze het 'n rieke kirrel an 'e hoak sloag'n (=zij is met een rijke man getrouwd) (Westerkwartiers)
- Ze zunt in d'r lange roeëzekrans. (WT) (=Een pas getrouwd paartje) (Mechels (NL))
- zo benn'n we niet met 'n anner trouwd (=zo zijn we niet met elkaar getrouwd) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen