19 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de zon`
- achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
- als sneeuw voor de zon verdwijnen (=ergens niets van over blijven)
- berouw komt na de zonde (=als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw)
- dat is nog van voor de zondvloed (=dat is al heel oud)
- de rijzende/opgaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
- de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
- de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
- de zondebok zijn (=ergens de schuld van krijgen)
- een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
- een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
- er is niets nieuws onder de zon (=alles is al eerder vertoond)
- het is niet overal zomer waar de zon schijnt. (=schijn bedriegt)
- hooi als de zon schijnt (=je moet de gelegenheid gebruiken als die zich voordoet)
- hooien als de zon schijnt (=van de gunstige gelegenheid gebruik maken)
- na mij de zondvloed (=dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er niet meer ben - het zal mijn tijd wel duren)
- niets nieuws onder de zon (=het lijkt nieuwe informatie, maar is al eerder gezegd)
- van voor de zondvloed zijn (=erg oud zijn)
- voor niets gaat de zon op (=alles kost geld en/of moeite)
- wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
7 betekenissen bevatten `de zon`
- de koperen ploert (=de zon)
- de grote kaars gaat uit (=de zon gaat onder)
- een zondagse steek houdt geen week (=de zondag is geen werkdag maar de dag des Heeren)
- de oude adam (=de zondige natuur (aard))
- een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
- het is kermis in de hel (=het regent terwijl de zon schijnt)
- morgenrood, regen in de sloot (=weerspreuk: rood opkomende zon betekent vaak regen)
50 dialectgezegden bevatten `de zon`
- 'ne krînk um de maon kân nog in windj vergaon, 'ne krînk um de zón bringtj rengel in de tón (=weerspreuk) (Weerts)
- 't Aol mèens zet 't ooriezer op, de zunne giet skien (=de zon gaat schijnen) (Drents)
- 't blijf laaë donker (=de zon komt laat op) (Kaprijks)
- 't blijf laaë kloar (=de zon gaat laat onder) (Kaprijks)
- 't Es duvelkeskermis (=Als de zon schijnt en het regent) (Hulsters (NL))
- 't es kermes in d'hel (=het regent en de zon schijnt) (Overijses)
- 'T es kermesse in d'helle (=het regent terwijl de zon schijnt) (Oudenaards)
- 't ès kérmis èn de hél (=als het regent en de zon schijnt) (Bilzers)
- 't Es kirmess' in d' elle (=Het regent terwijl de zon schijnt) (Evergems)
- 't is duvelkeskermès (=als het regent en ook de zon schijnt) (Sint-Niklaas)
- 't is kermis in del (=Het regent terwijl de zon schijnt) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- 't Is kerremus in dur hel/ De Engeltjies piese weer naar beneê (=Als het regent terwijl de zon schijnt) (Utrechts)
- 't is verschoten of verschenen (=iets (vb gordijnen) dat verkleurd is door de zon) (Zottegems)
- 't is vroeg donkre (=de zon gaat vroeg onder) (Kaprijks)
- 't wor vroeg kloar (=de zon komt vroeg op) (Kaprijks)
- 'tis keremisse in delle (=Het regent en de zon schijnt) (Maldegems)
- 'tis moar nen bruinen (=Als de zon zich niet laat zien en het weer overtrokken en regenachtig is) (Lokers)
- alèèn de zon kump op vur nix (=niets is gratis) (Riemsts)
- alling de zön geet vuur nieks op (=alleen de zon gaat voor niks op) (Sjeeter plat)
- aofsjiete (=door de zon verbleken) (Munsterbilzen - Minsters)
- as ’t raengentj en de zon sjientj, den is ’t kèrmes inne hèl (=je hebt gelijktijdig een goede en slechte situatie en dat levert meestal niet veel goeds op) (Heitsers)
- As de zun in't westen steet, bint de lui'n 't drokst (=Als de zon in het Westen staat, zijn de luien het drukst) (Twents)
- blekng lik Klemskerke teegn 't oengewirte: liggen te blinken, te schitteren in de zon. De uitdrukking stamt van de West-Vlaamse vissers, die van verre de nog door de zon beschenen kerktoren van Klemskerke blinkend zagen afsteken tegen donkere onweerswolken (=Blikken gelijk Klemskerke tegen 't ongeweerte) (Klemskerks)
- d'r wordt veul ongegund brood eet'n (=de zon niet bij een ander in het water kunnen zien schijnen) (Westerkwartiers)
- de lins oppe rögk höbbe (=erg moe; lui zijn (bijv. van de zon of zo)) (Heitsers)
- de moes hoje terwaajl de zon sjaajnt (=het gepaste ogenblik afwachten) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes nie altijd zik zin vür baeter te wiëne (=alle zorgen verdwijnen als de zon weer gaat schijnen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de sjünste kender wiene dür de zon gesnap (=schoonheid kan vlug verbranden) (Bilzers)
- de slimste vérke krijgen ët sjunste stroj (strau) (=de zon schijnt voor iedereen, maar niet iedereen ziet ze) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zon ès toeë, het geet al opdreige (=de zon komt uit, alles droogt al op) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zon göt de raegen hale (=avondrood brengt water in de sloot) (Venrays)
- de zon kom binne (=zonder te groeten binnenkomen) (Oudenbosch)
- de zon konste pas wardiëre asse aater de wolke autkump (=na regen komt zonneschijn) (Bilzers)
- de zon kump al loeërë tèssë twei zwaur sjoeërë èn (=tussen 2 zware buien in komt de zon piepen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zon schênt nu en dan (=de zon schijnt zo nu en dan.) (Haags)
- de zon sjaajnt sjaun vendaog (=het is zonnig weer vandaag) (Bilzers)
- de zon steit op stiepe, mörge raegentj ‘t mèt ziepe (=gezegd bij het zien van Jacobsladders (zonnestralen door wolkendek)) (Heitsers)
- de zon stikt (=de zon brandt) (Sint-Niklaas)
- de zon zieste pas tegoej asse tésse de wolke autkümp (=je weet pas hoe sterk een boom is als er geregeld stormen zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zonne geeft (=heel warm in de zon) (Giesbaargs)
- detala (o) ge is verschote (=uitgestalde waren onvoldoende tegen de zon beschermd) (Oudenbosch)
- duvele kirmès / duvelkes kirmès (=Het regent en de zon schijnt) (Steins)
- èn de naom des kiewits en des kwakkebeens, ich meinde dattet doenkel wos, mér de zon daaj sjieën. (=kruisteken maken!) (Munsterbilzen - Minsters)
- ën êrm sjoëp wiët ook gesjoëre onder zëne stat (=uiteindelijk schijnt de zon voor iedereen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ge mot ooie as de zon schijnt (=die heeft het gemakkelijker) (Oudenbosch)
- geeft: Ze geeft (doorgaans zonder `de zonne` erbij) (=de zon schijnt hard) (Lebbeeks)
- graos konste zaeë, graos konste maeë, mér alleen de zon kan ët dreige (=een mens heeft de natuur nodig) (Munsterbilzen - Minsters)
- hang de zon mér rap aut (=het wordt tijd dat de zon gaat schijnen) (Munsterbilzen - Minsters)
- hoje moeste doen as de zon sjaajnt (=het ijzer smeden als het heet is) (Munsterbilzen - Minsters)
- hwooije as de zon schent (=je moet het nu verdienen) (Zunderts)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen