Spreekwoorden met `dat hij`

Zoek

3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dat hij`

  1. de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
  2. wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
  3. wie staat ziet toe dat hij niet valle (=mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen)

12 betekenissen bevatten `dat hij`

  1. iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
  2. het kainsmerk aan zijn voorhoofd dragen (=het is op zijn gezicht te lezen dat hij een schurk is)
  3. het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
  4. iemand met de neus op de feiten drukken (=iemand iets zó onder de aandacht brengen, dat hij het niet langer kan negeren)
  5. over het paard tillen. (=iemand te veel prijzen, zodat hij verwaand wordt)
  6. de hond de jas voorhouden (=iemand valse hoop geven op iets dat hij graag wil hebben)
  7. iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
  8. iemand in de tang nemen (=iemand zo vasthouden dat hij of zij niet kan ontsnappen. / Iemand in zijn macht hebben)
  9. de kleren maken de man (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt)
  10. een kolfje naar zijn hand (=iets dat hij erg graag doet)
  11. er is geen land met hem te bezeilen (=je kan met hem niets aanvangen, omdat hij niet wil meewerken)
  12. iemand aan zijn woord houden (=van iemand eisen dat hij zijn belofte nakomt)

50 dialectgezegden bevatten `dat hij`

  1. 'k en èm zjuust mè ne schemel zien passeren (=ik geloof dat hij hier juist voorbij ging) (Sint-Niklaas)
  2. 'n Wetenskapper deankt datte 't wet en 'n warkman wet 't (=een wetenschapper denkt dat hij 't weet en een werkman weet het) (Sallands)
  3. ' t wird tied det t' r ins get aan dae sjnor krieg (=het wordt tijd dat hij een vriendin krijgt) (Roermonds)
  4. da zittie da tie da wou (=Hij vertelde me dat hij dat wilde) (Brabants)
  5. dadiemoardoe (=dat hij maar doet) (Deinzes)
  6. dae deej det zónger erg, prónt wie pater Manheim flaot (=iets onbewust doen; in de kerk mag je niet fluiten, maar toch schijnt pater Manheim dat wel eens in de kerk in Heitse gedaan te hebben, zonder dat hij daar erg in had.) (Heitsers)
  7. dae dink dattën heile werd aoën zën viet lik (=hij denkt dat hij god-almachtig is) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. dae haet de groeëtste bóks aan (=hij denkt dat hij de baas is) (Heitsers)
  9. dae kan nie misaodë (=het kan niet anders dan dat hij de manieren heeft van zijn....) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. Dae meint zich get (=Die denkt dat hij wat voorstelt) (Roermonds)
  11. dae sjit mij dan datter it (=die geeft meer uit dan dat hij verdient) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae zal nie wijd springe mèt daaj godscent dattër kraajg (=met dat aalmoes dat hij verdient, zal hij niet ver geraken) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. Dan mot je rap wezen / ...en rap! (=Iemand vertellen dat hij snel moet zijn) (Lopiks)
  14. Das nen karottetrekker, diee spelt karotte (=Iemand die veinst dat hij ziek is) (Herentals)
  15. dasse zie, datten ie (=dat zij, dat hij) (Veurns)
  16. dat’m na ne kieër kost zwijgen (=dat hij nu 's kon zwijgen) (Meers)
  17. Dattem zeurgt veu... (=dat hij zorgt voor...) (Mechels (BE))
  18. de kons te Paus nie verwijte dattër kattëliek ès (=je kan het niemand kwalijk nemen dat hij een eigen mening heeft) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. De mare is gedempt (=tegen iemand zeggen dat hij niet moet twijfelen (veel maar zeggen) ) (Leids)
  20. dea mèntj zich get (=hij heeft het hoog in de bol / denkt dat hij voornaam is) (Sint-joasters)
  21. Deur de veure van zijn gat lopen. (=Hij denkt dat hij het middelpunt van de wereld is.) (Evergems)
  22. Die is deur 't leven edreugen (=Goed te zien dat hij oud wordt.) (Giethoorns)
  23. Die is ok bij dun erste leuge nie gebarste! (=Als je een ander wil vertellen dat hij die persoon niet zomaar hoeft te geloven) (betuws)
  24. Die is van makke ouers (=Die denk dat hij niks hoeft te doen) (Monnickendams)
  25. eentwie zn ei ofaoln (=iemand iets vragen dat hij niet graag zegt) (Kortemarks)
  26. ei eet er deugd van; zèn oûgen drjaan nor 't hol van zè gat (=je ziet dat hij het prettig vindt....) (Sint-Niklaas)
  27. etwien oentgrieven (=iemand iets afnemen dat hij nodig heeft) (Veurns)
  28. ge zult em ne gank zien gaon (=hij zal moeten zorgen dat hij wegkomt) (Kortemarks)
  29. genog lijt op 't kerkhof (=niemand vindt dat hij voldoende heeft) (Westerkwartiers)
  30. get mië dan lekmichemaasj (=denkt dat hij wat meer is dan de rest) (Steins)
  31. hae goef taol noch teke (=ik meende dat hij dood was) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. hae hoeng mèt zën eege èn de knoop (=hij zat zo diep in de put dat hij zich verdronken heeft) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. hae maaktj zich ônger de veut oet (=hij maakt dat hij weg komt) (Weerts)
  34. hè hò zunèège ongaans gegeete (=hij had zoveel gegeten dat hij misselijk werd) (Tilburgs)
  35. He'j ne ulk van' stap loat'n (=Heb je een bunzing uit de val gehaald (Iemand die stinkt zeggen dat hij / zij stinkt of iets stinkends achter gelaten heeft)) (Twents)
  36. hij dènkt dèttie hil wè verbildt, mar dè lèkt mar zôo. (=hij denkt dat hij heel wat voorstelt, maar dat lijkt maar zo.) (Tilburgs)
  37. hij heeget hòòg in z'n neusgaote: hij prot van sebiet in plots van zommedeene (=hij denkt dat hij heel wat voorstelt) (Tilburgs)
  38. hij heeget hòòg in zun neusgaote (=hij denkt dat hij iets meer is dan een ander) (Tilburgs)
  39. hij het zien stembel d'r op drukt (=men kan zien dat hij eraan gewerkt heeft) (Westerkwartiers)
  40. hij mènde te zègge dèttiet nie di, mar hij digget tòch. (=hij had eigenlijk willen zeggen dat hij het niet zou doen, maar hij deed het toch.) (Tilburgs)
  41. hij/zij het las(t) van de hêdendaagse koor(t)s / hij is van een hoge stoep af gedonderdstraolt en komp op zun platte bek terech(t) (=Hij zij is een rijke / kakker, het is iemand die denkt dat hij / zij heel wat is (wordt vaak gebruikt bij iemand die boven zijn / haar stand probeert te zijn. (maar daar komt hij / zij wel van terug vroeg of laat)) (Utrechts)
  42. Ich bénter ziëker van datter nie slaech geboerd hét én ze laeve (=Je kan wel zeggen dat hij geslaagd is in 't leven) (Bilzers)
  43. ich kriëg taajing datter wir wor blijve plekke (=ik kreeg bericht dat hij weer op café was blijven hangen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. ich zien liever zen vasse dan zen teine (=dat hij maar weggaat!) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. iemand ne stamp tegn zijn intpot geven dat hij al schrijven vurtlupt (=iemand een ferme schop tegen zijn achterste geven) (Zottegems)
  46. iemed oploje (=iemand zo goed overtuigen dat hij het gelooft of doet) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. iemes dèè dènkt dat er veel wèt, wèt nie zoeveel as iemes dèè wèt, dat er nie veel wèt. (=Iemand die meent dat hij veel weet, weet niet zoveel als iemand die weet dat hij niet veel weet.) (Genker)
  48. iënen smiëren mi zèn eigen vatj (=iemand smeren met eigen vet: iem. ten onrechte indruk geven dat hij voordeel heeft) (Meers)
  49. ijeetoog in z ne kop (=hij denkt dat hij meer is) (Oudenbosch)
  50. J' es te blidenberge begraeven (=Men is blij dat hij dood is) (Iepers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen