Spreekwoorden met `dat`

Zoek


159 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dat`

  1. al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
  2. dát doet de deur dicht (=dat wordt niet geaccepteerd)
  3. dat gaapt als een oven (=dat is onwaarschijnlijk)
  4. dat gaapt zo wijd als een oven (=dat is hoogst onwaarschijnlijk)
  5. dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
  6. dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
  7. dat gaat mijn pet te boven (=daar begrijp ik niets van)
  8. dat gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
  9. dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
  10. dat geeft de burger moed (=dat doet goed)
  11. dat ging van een leien dakje (=dat ging vanzelf)
  12. dat groeit uit het raam (=dat kan men niet geheim houden)
  13. dat haal je de koekoek (=mij niet gezien!)
  14. dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  15. dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
  16. dat horen en zien je vergaat (=erg luid)
  17. dat houdt me op de been (=dat zorgt ervoor dat ik door kan blijven gaan; daardoor houd ik het vol)
  18. dat is algabra voor hem. (=daar snapt hij niets van.)
  19. dat is alleen voor pater en mater en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
  20. dat is andere koek (=dat is heel iets anders)
  21. dat is andere peper (=dat is wat anders, dat is moeilijker)
  22. dat is andere tabak (=dat is wat anders, dat is moeilijker)
  23. dat is andere tabak dan kanaster (=dat is wat anders!)
  24. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  25. dat is de aap gevlooid (=dat is onbegonnen werk.)
  26. dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
  27. dat is de goden verzoeken (=te grote risico`s nemen)
  28. dat is de hamvraag (=de vraag waar het om gaat)
  29. dat is een aalshuid (=dat is van weinig waarde)
  30. dat is een alikruik van een vent. (=dat is een kleine dikke man.)
  31. dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
  32. dat is een brug te ver (=dat is te hoog gegrepen)
  33. dat is een echte haai (=assertief en bijdehand mens)
  34. dat is een eitje (=het is heel eenvoudig)
  35. dat is een haspel in een fles (=dat is een raadsel)
  36. dat is een klontje boter uit zijn pap (=dat kost een flink deel van zijn fortuin)
  37. dat is een kwal (=een uiterst vervelend persoon)
  38. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  39. dat is een paard van een daalder. (=dat is een trots mens)
  40. dat is een rijkeluiswens (=iets waar heel erg naar wordt verlangd)
  41. dat is een stuk! (=dat is een aantrekkelijk persoon)
  42. dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
  43. dat is een waarheid als een koe (=dat is overduidelijk waar)
  44. dat is er een uit de arke noachs (=dat is er een uit een groot gezin)
  45. dat is geen geld (=dat is erg goedkoop als je ziet wat je ervoor krijgt)
  46. dat is geen punt. / Daar maken we geen punt van (=dat is geen probleem. / Dat is helemaal geen argument)
  47. dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
  48. dat is het geheim van de mis (=zo zit de zaak in elkaar.)
  49. dat is het geheim van de smid. (=dat specifieke kennis die alleen vakmensen kennen)
  50. dat is het hele eieren eten (=zo zit de zaak in elkaar.)

362 betekenissen bevatten `dat`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  3. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  4. het op de klompen aanvoelen (=achterafgepraat - dat had men kunnen weten)
  5. om den brode doen (=alleen werken voor het geld en niet omdat het werk fijn/leuk is)
  6. het ene woord haalt het andere uit (=als de ene persoon een grote mond opzet, krijgt die dat van de ander terug)
  7. als de maan vol is schijnt ze overal (=als iemand gelukkig is, kan iedereen dat zien)
  8. eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
  9. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  10. je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  11. botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat)
  12. laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
  13. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
  14. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  15. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  16. je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
  17. van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
  18. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  19. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  20. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  21. goed voorbeeld doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
  22. goed voorgaan doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
  23. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  24. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  25. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  26. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  27. beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
  28. ons kent ons (=betrekkelijk afgesloten clubje mensen dat onderling de zaken regelt)
  29. iemand iets heten liegen (=beweren dat iemand gelogen heeft)
  30. buurmans gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  31. daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
  32. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  33. die haring braadt niet (=dat (meestal geniepige) plannetje schijnt niet te lukken)
  34. dat was Grieks voor hem (=dat begreep hij niet)
  35. mijn verstand staat er bij stil (=dat begrijp ik helemaal niet)
  36. dat is Latijn voor mij (=dat begrijp ik niet)
  37. commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
  38. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  39. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  40. dat slaat als een knots op een kangoeroe (=dat choqueert je)
  41. al krijg ik geld mee! (=dat doe ik beslist niet!)
  42. ik kijk wel uit (=dat doe ik niet, daar ben ik te voorzichtig voor)
  43. dat geeft de burger moed (=dat doet goed)
  44. dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
  45. dat is van de baan (=dat gaat niet door)
  46. dat staat op de agenda (=dat gaat nog gebeuren; dat gaat nog besproken worden)
  47. die molen maalt langzaam (=dat gaat traag)
  48. dat gaat zo tussen neus en mond (=dat gebeurt in een verloren ogenblik)
  49. dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
  50. morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)

50 dialectgezegden bevatten `dat`

  1. Laotj eug linkse handj neet wete det de rechse aan 't wek is! (=Laat uw linker hand niet weten dat de rechter aan het werken is.) (Kinroois)
  2. (=De pisang zijn, de banaan dus, houdt in dat je ‘de lul’, pineut, sigaar of sjaak bent.) (Nederlands Indisch)
  3. (=Is dat je vriendin / vrouw?) (Bollenstreeks)
  4. (afwijzend antwoord) nee, ik sing gien 2 liedsjes foor 1 sent (=wilt u dat nog eens zeggen?) (Leewarders)
  5. (h) édde dist, goa bij Mauntsje List, dat (h) ij in au moontsjen pist (=Over dorsthebben) (Lokers)
  6. ` dat waor nog 'ns get veur in de Zònjèse brook` (=wordt gezegd over een langvormig voorwerp) (Steins)
  7. `Alle vrachies lichte`, zai de skipper, en hai gooide ze vrouw overboord. (=dat scheelt weer, in bagage / in gewicht.) (Zaans)
  8. `ich zal toeris goeën zègge dat Zjef heië nie thinnis ès, dan kan d'ne jóng dieëzen achtere no tous koeëme` (=`Ik zal bij u thuis gaan zeggen dat Jef vandaag niet bij hem thuis is, dan kan uw kind namiddag naar thuis komen.`) (Genker)
  9. `je mot zeker weer iets van me hè / wat mojje nu weer van me? ) *ironisch bedoeld als iemand een beetje slijmt (vaak kinderen die dat doen richting een moeder) (=`je wilt zeker weer iets van mij ` (ironisch als iemand slijmt)) (Utrechts)
  10. `t is ene gie 'edoe'ed. (=dat is een gluipert.) (Nuths)
  11. `Zo kunde ennen hoeëp stroont nog lekker maken.` (=Als je vindt dat een kok wel erg veel ingrediënten nodig heeft om iets op smaak te brengen zegt men) (Wells)
  12. `zonde, geld` of ` Jochie/messie dat's toch zonduh van je geld liefie (=dat is geldverkwisting) (Utrechts)
  13. ... dat 't e frang is (=... dat het een lieve lust is) (Veurns)
  14. ''Bèste bang dat dien moel iëder verslete is es dien vot!?` (=opmerking als iemand je in het voorbijgaan niet groet) (Steins)
  15. 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
  16. 'd As nog nie gezieevert he (=dat is niet niks.) (Bevers)
  17. 'Et regent ouwe waive mit bajonette. (=Het regent zo hard, dat het water opspat.) (Zaans)
  18. 'k 'em da g'aan / g'agen (=ik heb dat gehouden) (Wichels)
  19. 'k 'emmet gepaest (=dat had ik voorzien) (Wichels)
  20. 'k Ben da moe. (=Ik ben dat beu.) (Zwevegems)
  21. 'k ben doamee niks vernoadert (=dat zet geen zoden aan de dijk) (denderleeuws)
  22. 'k drink nie uit da glas worda torjuust iemand ö gezabberd eet (=ik drink niet uit dat glas waar net iemand anders van dronk) (Sint-Niklaas)
  23. 'k emmet gepaest, 'k oo 't gepaest (=dat dacht ik al) (Wichels)
  24. 'k emmet gepeist (=ik had het wel gedacht / dat dacht ik al) (Wetters)
  25. 'k en èm zjuust mè ne schemel zien passeren (=ik geloof dat hij hier juist voorbij ging) (Sint-Niklaas)
  26. 'k heb 't er alle vertrouw'n ien (=ik denk dat het wel goed zit) (Westerkwartiers)
  27. 'k heb niet immels vernomm'n das't vot gingst (=ik heb niet eens gemerkt dat jij wegging) (Westerkwartiers)
  28. 'k Ho no wo dat de keunink te voete goat. (=Ik ga naar het toilet.) (Koekelaars (Koukeloars))
  29. 'k hoop dat ze gauw opkrazz'n (=ik hoop dat ze snel naar huis gaan) (Westerkwartiers)
  30. 'k kraeg er et vliegend schaet van (=ik kan dat niet verdragen) (Leefdaals)
  31. 'k loate voar'n dak da zoe doen (=laat staan dat ik dat zou doen) (Wevelgems)
  32. 'k mag er nie goed op (ô) peizen (=als men vreest dat iets verkeerd gaat aflopen) (Sint-Niklaas)
  33. 'k mage da nie (=ik lust dat niet (eten, drinken) ) (Waregems)
  34. 'k moe dadd-ên (=ik zou dat willen hebben) (Kaprijks)
  35. 'k vuul naddegheid (=ik voel dat het niet goedkomt) (Westerkwartiers)
  36. 'k Wol oe wiêzer hem'm (=Ik wou dat je 't snapte) (Vechtdals)
  37. 'k zeg a mo da (van het frans 'je ne te dis que ça' (=om aan te duiden dat iets heel goed of opmerkelijk is) (Hals)
  38. 'k zén da zoê muug as kaa pap (=ik ben dat zo beu als koude pap) (Sint-Katelijne-Waver)
  39. 'k zén da zoeê muug as kaa pap (=Ik ben dat grondig beu) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  40. 'k ziet 't al, de lâmp hânk scheef / dat ken bruintjie niet meer trekku / me schort is bijna leeg / 't zwartu zoad is ook al op / 'k het niks meer te makkuh / ik het/hep/heb pijn aan me portemonnaie / portemetniks (=het geld is bijna op...) (Utrechts)
  41. 'm klipsere (=maken dat je wegkomt) (Mestreechs)
  42. 'n goj kins-te breake, mè 'ne fagk neet. (WT) (=een dunne tak kun je gemakkelijker breken dat een wat dikkere tak) (Mechels (NL))
  43. 'n Wetenskapper deankt datte 't wet en 'n warkman wet 't (=een wetenschapper denkt dat hij 't weet en een werkman weet het) (Sallands)
  44. 'ne aafgelèkdje boterham (=een meisje dat al veel vriendjes had) (Weerts)
  45. 'r vruus dat 't krak (=hard vriezen) (Heerlens)
  46. 't 'n e nie da 't (leeëluk es) (=ik beweer niet dat het (lelijk is) ) (Waregems)
  47. 't e gjèn keure (=ach zo, dat is de reden of oorzaak) (Wevelgems)
  48. 't è nie moollek (=dat heb je meteen in de gaten / dat is makkelijk) (Gents)
  49. 't ee'ter ow de schijn van da ... (=het lijkt er wel op dat ...) (Kaprijks)
  50. 't èk a lank à (=dat heb ik al lang) (Zeeuws)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen