13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `aan hebben`
- al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- een snor aan hebben (=lichtjes dronken zijn)
- er een hele kluif aan hebben (=er een heel probleem aan hebben)
- er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen halen)
- er geen houvast aan hebben (=er weinig mee kunnen doen)
- er geen kind aan hebben (=er geen last mee hebben)
- er het land aan hebben (=er een hekel aan hebben)
- er kaas aan hebben (=er maling aan hebben)
- er lak aan hebben (=het zich helemaal niet aantrekken)
- er part noch deel aan hebben (=er niets van weten of niet aan deelgenomen hebben)
- je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
- voor heter vuren gestaan hebben (=al groter problemen gekend hebben)
16 betekenissen bevatten `aan hebben`
- het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
- platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
- niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
- recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
- de smoor in hebben (=er een geweldige hekel aan hebben)
- balen als een stier (=er een gloeiende hekel aan hebben)
- er een hele kluif aan hebben (=er een heel probleem aan hebben)
- de pest aan iets (gezien) hebben (=er een hekel aan hebben)
- er een broertje aan dood hebben (=er een hekel aan hebben)
- er het land aan hebben (=er een hekel aan hebben)
- het zuur hebben (=er een hekel aan hebben)
- er kaas aan hebben (=er maling aan hebben)
- al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
- op de wereld schijten (=overal maling aan hebben)
- heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
- iets op zijn kerfstok hebben (=verkeerde dingen gedaan hebben)
12 dialectgezegden bevatten `aan hebben`
- aarges een naore hekel an hên (=ergens een grote hekel aan hebben) (Zwartebroeks)
- baut aan, sgèt an (=ergens maling aan hebben) (Haags)
- Da kan ik an mun taand nie veele (=Ergens een enorme hekel aan hebben) (helmonds)
- de vaaz'n an de broek em (=een rafelige broek aan hebben) (Staphorsts)
- doeë gees te geen dikke kieëtëls van sjijte (=daar zal je niet veel voordeel aan hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- lang zuk aan hebben (=langzaam zijn) (Sevenums)
- mèt zën teine doër zën zokke zitte (=kapooe sokken aan hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- oeëveral merd aan hebbe (=overal lak aan hebben) (Weerts)
- schijt er aan hebben (=er niets om geven) (Bargoens)
- Sjiet aan get höbbe (=Ergens maling aan hebben) (Gelaens (Geleens))
- Sjoks-onderbokse (=Geen onderbroek aan hebben) (Achterhoeks)
- stöb èn zën ooge hëbbë (=oogkleppen aan hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen