Spreekwoorden met `het`

Zoek


1018 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het`

  1. het is zondegeld (=het is jammer dat daar kosten voor gedaan zijn)
  2. het is zusje en broertje (=het is zo ongeveer hetzelfde)
  3. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  4. het juk afschudden/afwerpen (=zich vrijmaken)
  5. het kaf van het koren scheiden (=het waardevolle van het waardeloze scheiden)
  6. het kainsmerk aan zijn voorhoofd dragen (=het is op zijn gezicht te lezen dat hij een schurk is)
  7. het kan er mee door (=het gaat wel, het is aanvaardbaar)
  8. het kan er niet af (=er is niet genoeg geld voor)
  9. het kan niet altijd kaviaar zijn (=niet elke dag is een topdag)
  10. het kan verkeren (=het kan veranderen, de dingen blijven niet zoals ze zijn)
  11. het kan vriezen en het kan dooien (=het kan alle kanten uit gaan)
  12. het kastje bij het muurtje laten blijven (=de dingen niet gaan overdrijven)
  13. het katje van de baan (=degene die baas speelt)
  14. het kind bij de naam noemen (=eerlijk voor de mening uitkomen)
  15. het kind met het badwater weggooien (=samen met het slechte ook het goede wegdoen)
  16. het kind moet (toch) een naam hebben (=passend of niet, je moet het kunnen noemen)
  17. het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
  18. het kippenei grijpen en het ganzenei laten lopen (=een verkeerde keuze maken)
  19. het klappen van de zweep kennen (=precies weten hoe het eraan toegaat, ervaren zijn)
  20. het klopt als een bus (=deze uitdrukking is een contaminatie van het sluit als een bus met: het klopt als een zwerende vinger)
  21. het klopt als een zwerende vinger (=het past goed; het is logisch; het is volkomen juist; er is niets tegen in te brengen. (Equivalent aan: het sluit als een bus.))
  22. het komt te paard en het gaat te voet. (=ziekte en ongeluk komen vaak heel plotseling, maar het duurt lang voordat men weer hersteld is)
  23. het komt uit zijn koker (=hij is degene die het heeft bedacht)
  24. het komt voor de bakker (=het komt in orde; het wordt geregeld)
  25. het koren van de molen zenden (=de klanten wegjagen - zichzelf benadelen)
  26. het krieken van de dag/dageraad (=de vroege ochtend)
  27. het krijt ruimen (=de strijd opgeven, weggaan)
  28. het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
  29. het kruit niet uitgevonden hebben (=niet bijster slim zijn)
  30. het krullen van de staart is het fatsoen van de hond. (=iedereen heeft wel een positieve eigenschap)
  31. het kwaad loont zijn meester (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  32. het kwaad straft zichzelf (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  33. het kwartje is gevallen (=hij heeft het begrepen)
  34. het laat mij Siberisch koud (=het interesseert me totaal niet)
  35. het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
  36. het laatste woord willen hebben (=de baas willen zijn)
  37. het laken door het oog van de schaar halen. (=een deel voor jezelf houden.)
  38. het land aan iets hebben (=aan iets een hekel hebben)
  39. het land hebben aan iets/iemand (=een hartgrondige afkeer hebben)
  40. het land van belofte (=de plaats waar het goed toeven is)
  41. het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
  42. het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  43. het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  44. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  45. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  46. het levenslicht aanschouwen/zien (=geboren worden)
  47. het licht doen zien (=publiceren)
  48. het licht in de ogen niet gunnen (=niets gunnen, er niets van kunnen verdragen)
  49. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  50. het liedje is uitgezongen (=het is afgelopen)

956 betekenissen bevatten `het`

  1. geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
  2. je huid duur verkopen (=het niet gemakkelijk opgeven)
  3. het onder de pet houden (=het niet in de openbaarheid brengen)
  4. er naar kunnen fluiten (=het niet krijgen)
  5. er niet bij kunnen (=het niet kunnen begrijpen)
  6. je niet laten kennen (=het niet te vlug opgeven)
  7. schipbreuk lijden (=het niet tot zijn doel geraken / mislukken)
  8. er met de pet niet bij kunnen (=het niet willen/kunnen snappen)
  9. niet kunnen heksen (=het niet zo snel afkunnen - er meer tijd voor nodig hebben)
  10. het dunnetjes overdoen (=het nog een keertje op dezelfde manier herdoen)
  11. door de zure appel (heen)bijten (=het onaangename doen of over zich heen laten gaan)
  12. een kort liedje is gauw gezongen (=het onaangename gaat snel genoeg voorbij)
  13. het hoge woord is er uit (=het onaangename is gezegd)
  14. het harde woord moet eruit (=het onaangename moet gezegd worden)
  15. over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)
  16. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  17. koeien met gouden horens beloven (=het onmogelijke beloven)
  18. geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
  19. met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
  20. met de kop door de muur willen (=het onmogelijke willen)
  21. de maan met de handen willen grijpen (=het onmogelijke willen doen)
  22. naar de maan reiken (=het onmogelijke willen doen)
  23. onze lieve heer is aan het kegelen (=het onweert)
  24. oude schoenen wegwerpen voor men nieuwe heeft (=het onzekere voor het zekere nemen)
  25. het roer omgooien (=het op een heel andere manier proberen)
  26. iets zwart op wit hebben (=het op papier hebben staan)
  27. de kolf naar de bal werpen (=het opgeven)
  28. de vlag strijken (=het opgeven)
  29. je hoofd in de schoot leggen (=het opgeven)
  30. het zeil strijken (=het opgeven / flauw vallen / van iemand verliezen)
  31. een Augiasstal reinigen (=het opruimen van een vreselijk vuile boel)
  32. de oude zuurdesem (=het oude kwaad)
  33. het klopt als een zwerende vinger (=het past goed; het is logisch; het is volkomen juist; er is niets tegen in te brengen. (Equivalent aan: het sluit als een bus.))
  34. iets naar zijn hand zetten (=het precies (laten) doen zoals hij wil)
  35. in de roos schieten (=het precies goed raden/doen)
  36. het probleem onder de knie hebben (=het probleem is opgelost)
  37. de kaap te boven zijn (=het probleem overwonnen hebben)
  38. fiat justitia (=het recht moet zegevieren)
  39. fiat justitia et pereat mundus (=het recht moet zegevieren ook al vergaat de wereld)
  40. het regent pijpenstelen (=het regent heel hard)
  41. het is kermis in de hel (=het regent terwijl de zon schijnt)
  42. hoofd van jut (=het slachtoffer)
  43. de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
  44. de kop van jut (=het slachtoffer, het zwarte schaap)
  45. het ene gat met het andere stoppen (=het slecht beheren van geld door met de ene schuld de andere af te lossen)
  46. onkruid vergaat niet (=het slechte is moeilijk uit te roeien)
  47. je vel duur verkopen (=het slechts onder de grootste druk opgeven)
  48. het venijn zit hem in de staart (=het slechtste komt op het laatste)
  49. het eten is niet te pruimen. (=het smaakt niet)
  50. de engeltjes schudden hun bed op / kussens uit (=het sneeuwt)

50 dialectgezegden bevatten `het`

  1. 't is gien weer om de hond noar buut'n te joag'n (=buiten is het slecht weer) (Westerkwartiers)
  2. 't is gin avanse (=het helpt niet) (Veurns)
  3. 't is gin klute wèèrd (=het is niets waard) (Brugs)
  4. 't is ginne vans (=het haalt niets uit) (Walshoutems)
  5. 't is goe jacht (=het gaat vooruit) (Veurns)
  6. 't Is goed weer um een arfenis te deile (=het is somber, regenachtig weer) (Nijkerks)
  7. 't is gruen hout (=ze hebben ruzie in het huishouden) (Antwerps)
  8. 't Is hee knijns! (=het is te gek voor woorden / het is bij de konijnen af!) (Veens)
  9. 'T is hêêl gie (=het gelijkt op u) (Gistels)
  10. 't is hi'jt int kot (=het is heet in huis) (Luyksgestels)
  11. 'T is hiej zo duuster es 'ne zak, zakkeduuster (=het is hier heel donker.) (Roermonds)
  12. 't is hier gien vetpot (=we hebben het niet zo ruim) (Westerkwartiers)
  13. 't is hier net 'n paradies (=het is hier wonderschoon) (Westerkwartiers)
  14. 't is ieënn mee oar op (=het is overjaars) (Kaprijks)
  15. 't is ien kann'n en kruuk'n (=het is allemaal goed geregeld) (Westerkwartiers)
  16. 't is ier a duvekot (=het is hier een komen en gaan) (Nieuwpoorts)
  17. 't is ier gelik vandiesie (=het staat hier allemaal vol) (Izegems)
  18. 't is ier zo donker as een aal (=het is hier pikdonker) (Sint-Niklaas)
  19. 't is iet geschét'n (=het is erg) (Oudenhoofs)
  20. 't Is in de sacoche! (=het is in orde) (Antwerps)
  21. 't is in de sakosje (=het is geregeld) (Kaprijks)
  22. 't is ja gien weer geliek (=het is bijzonder slecht weer) (Westerkwartiers)
  23. 't Is kakkamiemieshit! (=het loopt niet los) (Antwerps)
  24. 't is kant en kloar (=het is gereed voor gebruik) (Westerkwartiers)
  25. 't is kermis in del (=het regent terwijl de zon schijnt) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  26. 't Is kerremus in dur hel/ De Engeltjies piese weer naar beneê (=Als het regent terwijl de zon schijnt) (Utrechts)
  27. 't is kiez'n of deel'n (=het is of het één, of het ander) (Westerkwartiers)
  28. 't is kjirremes'in uis (=ruzie in het huishouden) (Kaprijks)
  29. 't Is klik veur d'n bult' (=Hoe laat is het) (Bosch)
  30. 't is knap mok vandaag (=het is knap mistig vandaag) (westlands)
  31. 't is knoddig (=het staat je goed) (Veurns)
  32. 't is kort kjieërn (=het gaat snel) (Kaprijks)
  33. 't is kort van den enen (=het is kwart voor 1) (Sint-Niklaas)
  34. 't is kwart veur struus, as 't haard lopst bist gauw tuus (=ik kan je niet zeggen hoe laat het is) (Westerkwartiers)
  35. 't is kweste van ... (=het is de bedoeling om ...) (Kaprijks)
  36. 't is laf weer (=het is zwoel weer) (Sint-Niklaas)
  37. 't Is leg en kriegweer (=het is boter aan de galg, het geeft niks) (Giethoorns)
  38. 't is maar een schorte griuët (=het is nogal klein) (Kaprijks)
  39. 't is maar viuër de leude (=het is niet serieus bedoeld) (Kaprijks)
  40. 't is mangs klook om oe dom te hoaln (=het is soms slim om je dom voor te doen) (Twents)
  41. 't is mê al iëndere (=het maakt mij niet uit) (Kaprijks)
  42. 't is meines (=het is serieus gemeend) (Steins)
  43. 't is mèr 'nnen treej (=het is maar een klein stukje) (Luyksgestels)
  44. 't is meroakels goed oafloop'n (=het is wonderbaarlijk goed afgelopen) (Westerkwartiers)
  45. 't Is mich egaal (=het maakt me niet uit) (Neerbeeks)
  46. 't Is mich egaal (=het maakt niet uit) (Gelaens (Geleens))
  47. 't is mich get!! (=het is niet altijd even gemakkelijk) (Steins)
  48. 't is mich sjiet egaal (=het is mij om het eender) (Steins)
  49. 't is mie netgliek (=het maakt mij niet uit) (Gronings)
  50. 't is moar 'n spultje (=het is maar spel) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen