1018 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het`
- het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
- het geld brandt hem in de zak (=hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit)
- het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
- het geld regeert de wereld (=geld heeft grote invloed)
- het gelijk van de vismarkt hebben (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen)
- het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
- het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
- het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
- het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
- het glaasje op zijn kant zetten (=het glas uitdrinken)
- het gouden kalf aanbidden (=zeer veel hechten aan rijkdom.)
- het gras in de knieën hebben (=lijden aan voorjaarsmoeheid)
- het gras is altijd groener bij de buren (=er is altijd iets te vinden om jaloers op te zijn)
- het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
- het gras voor de voeten wegmaaien (=de woorden uit de mond nemen - alle kansen ontnemen)
- het grondsop is voor de goddelozen (=gezegd van iemand die het laatste restje uitdrinkt)
- het grootste mirakel duurt maar drie dagen. (=mensen vergeten snel)
- het haasje zijn (=diegene zijn die er voor opdraait, het slachtoffer)
- het hachje erbij inschieten (=zelf sterven aan de gevolgen van een actie)
- het harde woord moet eruit (=het onaangename moet gezegd worden)
- het harnas aantrekken (=ten strijde trekken)
- het hart ergens aan ophalen (=ergens van genieten)
- het hart hoog dragen (=erg trots zijn)
- het hart in de schoenen zinken (=alle moed en hoop verliezen om problemen op te lossen)
- het hart op de goede plaats hebben (=een oprecht en menslievend karakter hebben)
- het hart op de lippen hebben (=over zijn emoties durven praten - alles zeggen wat men denkt)
- het hart op de rechte plaats hebben (=eerlijk zijn)
- het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
- het hart op de tong hebben. (=zeggen wat je er van vindt)
- het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
- het hazenpad (ver)kiezen (=er vandoor gaan of vluchten)
- het hebben over blauwe aardappelen en blauwe sokken (=zonder het aanvankelijk beseft te hebben over verschillende zaken spreken)
- het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
- het heertje zijn (=in zijn nopjes zijn)
- het heft in eigen hand(en) nemen (=de leiding nemen)
- het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
- het hek is van de dam (=iedereen doet maar wat die wil zonder grenzen)
- het hemd is nader dan de rok (=eigen familie gaat voor)
- het hieltje van de ham kluiven (=zijn laatste geld opmaken)
- het hinkende paard komt achteraan (=de grootste problemen houdt men voor het laatst)
- het hoekje om gaan (=dood gaan)
- het hoge woord is er uit (=het onaangename is gezegd)
- het hoofd bieden (=weerstand bieden)
- het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
- het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
- het hoofd buigen (=opgeven - toegeven)
- het hoofd in de schoot leggen (=opgeven en er in berusten)
- het hoofd koel houden (=kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen)
- het hoofd kwijt (=niet meer weten wat te doen)
- het hoofd laten hangen (=treurig zijn - het opgeven)
956 betekenissen bevatten `het`
- als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- het is geen roofgoed (=het heeft veel geld (of moeite) gekost)
- verkleumen tot op het bot (=het heel koud krijgen)
- zo klaar als een klontje voor iemand zijn (=het helemaal begrijpen)
- het is geen aangenomen werk (=het hoeft niet noodzakelijk zo snel te gaan)
- de boventoon voeren (=het hoogste woord hebben)
- de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
- de kroon spannen (=het hoogtepunt vormen)
- het touw wat vieren (=het iets minder streng aanpakken)
- gas terugnemen (=het iets rustiger aan gaan doen)
- het in de ramen hebben (=het in de gaten hebben)
- het aan zijn water voelen (=het instinctief aanvoelen)
- het interesseert me geen drol (=het interesseert me niets)
- het laat mij Siberisch koud (=het interesseert me totaal niet)
- het is gedaan met kaatje (=het is afgelopen)
- het liedje is uitgezongen (=het is afgelopen)
- het is dief en diefjesmaat (=het is allemaal even erg)
- het is één pot nat (=het is allemaal hetzelfde)
- het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
- de dood wil een oorzaak hebben. (=het is belangrijk onm te weten waarom iets gebeurt)
- beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
- beter hard geblazen dan de mond gebrand (=het is beter dat men zich inspant dan dat er door slordigheid of luiheid iets fout gaat)
- met hem is het kwaad kersen eten. (=het is beter hem te mijden.)
- wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
- beter blode Jan dan dode Jan (=het is beter zich laf blood te gedragen, dan te sterven, dood te zijn)
- dat loopt op zijn einde (=het is bijna afgelopen)
- het varken is op een oor na gevild/gewassen (=het is bijna klaar)
- het is op een oor na gevild (=het is bijna klaar. het is bijna achter de rug)
- het is bij de konijnen af (=het is buitengewoon erg)
- het daar is hommeles (=het is daar niet in orde)
- het is een Spaans bordeel. (=het is een chaotische wanorde)
- het is water en melk (=het is een futloze zaak)
- het is melk en water (=het is een futloze zaak)
- het hooi is op en de koe is dood. (=het is een hopeloze zaak)
- als het geen broertje is dan is het een zusje. (=het is één of het ander)
- het is trekken aan een dood paard (=het is een onbegonnen zaak)
- trekken aan een dood paard. (=het is een onbegonnen zaak)
- makkelijker gezegd dan gedaan (=het is eenvoudiger om iets te zeggen dan om het ook daadwerkelijk uit te voeren)
- de muizen sterven er voor de kast (=het is er armoe troef)
- magerman is in die keuken kok (=het is er armoe troef)
- het is er als dood katoen. (=het is er doodsaai)
- je zou er toveren leren (=het is er erg vervelend)
- het is er haardje bij schuurtje (=het is er klein, dicht op elkaar)
- het is er zo veilig als vlees in een hondenkot (=het is er volkomen onveilig)
- er klopt geen hout van (=het is geheel onjuist)
- de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
- het is galgen of burgemeesteren. (=het is goed of fout, er is geen tussenweg)
- het is gezond om in het vuur te pissen (=het is goed om hevigheid te kalmeren)
- laat maar zitten (=het is goed zo)
50 dialectgezegden bevatten `het`
- 't es wel bestid / bestikt (=het is je eigen schuld / je hebt het verdiend) (Wichels)
- 't es wiet/vrieë wiet (=het is dikke mik) (Wichels)
- 't es za voeër gedrojd en geskeet'n (=het is helemaal zijn vader) (Ninoofs)
- 't es ze pèkke gecheite (=hij is het evenbeeld van zijn vader) (Leuvens)
- 't est er boef op (=het is helemaal raak) (Wichels)
- 't est er kluit op (=het is juist) (Wichels)
- 't fèèr (=het veer) (Brakels (gld))
- 't flitst lengst alle kante (=het bliksemt overal) (Heusdens)
- 't foetert nie (=het gaat niet goed) (Veurns)
- 't foetert nieë (=het lukt niet goed) (Veurns)
- 't foetert oe gin kant'n (=het werkt helemaal niet) (Wevelgems)
- 't gaait 'm ni (=het bevalt hem niet) (Horster)
- 't gaapt geliek é oven (=het gaapt gelijk een oven) (West-Vlaams)
- 't gaat skoftig (=het gaat super) (Westfries)
- 't Gae nie mi d'n staende waegen (=het hoeft niet zo vlug, je kunt er de tijd voor nemen) (Zeeuws)
- 't gapt lik en ov'n (=het vraagt er om) (Veurns)
- 't geefd ip / 't geef nie ip (=het is bemoedigend / niet bemoedigend) (Waregems)
- 't geet mien dunne deur 'n darm (=het gaat slecht met mij) (Achterhoeks)
- 't geet roar tou boe geen dier oan ès (=het gaat raar dicht waar geen deur aan is.) (Genker)
- 't Geheim van e good huwelik is e kort memoriej. (=het geheim van een goed huwelijk is een kort geheugen.) (Kinroois)
- 't geheime darp (=het verscholen dorp) (Nunspeets)
- 'T geit in de sjräöm, 't geit in de pepiere (=het loopt in de papieren.) (Roermonds)
- 't Geit neet um einen boerenhaof (=Riskeer gerust wat bij het kaartspel) (Venloos)
- 't gekrak (=het krakken) (Sint-Niklaas)
- 't geloof ès noeë de botte (=het is hopeloos !) (Munsterbilzen - Minsters)
- 't geluk het 'em de rug toekeerd (=het geluk heeft hem in de steek gelaten) (Westerkwartiers)
- 't Gelök luiptj 'm nao (=Iemand die het altijd mee zit) (Weerts)
- 't gès is grien (=het gras is groen) (Booms)
- 't gesproken dagblad (=het nieuws op de radio) (Turnhouts)
- 't gesproken dagblad (=het journaal) (Veurns)
- 't gevoar onner oog'n zien (=het gevaar proberen uit de weg te ruimen) (Westerkwartiers)
- 't gewend zien (=het gewoon zijn) (Veurns)
- 't gi (=het gaat wel) (Lierops)
- 't gieët wi-j snuf (=het gaat gemakkelijk) (Weerts)
- 't gieët wie snuf (=als het gemakkelijk gaat) (Weerts)
- 't Giet ow goed, bi'j al wa-j doet. (=het gaat je goed, bij alles wat je doet.) (Vechtdals)
- 't gif nie, da gif nie (=het is niet erg) (Sint-Niklaas)
- 't gijt aans as aans (=het gaat niet zo als als we gewoon zijn) (Westerkwartiers)
- 't gijt altied over de onneuzelst'n (=zwakke mensen zijn altijd het mikpunt) (Westerkwartiers)
- 't gijt met hang'n en wurg'n (=het gaat zeer moeizaam) (Westerkwartiers)
- 't gijt oareg nuver (=het gaat aardig goed) (Westerkwartiers)
- 't gijt om 't spel, niet om 'e knikkers (=het gaat er niet om wie wint, het gaat om de gezelligheid) (Westerkwartiers)
- 't gijt piano an (=het gaat heel rustig aan) (Westerkwartiers)
- 't gijt wel aan (=het gaat redelijk) (Westerkwartiers)
- 't ging 't ene oor ien en 't aaner weer uut (=ze hoorde het best wel, maar vergat het meteen) (Westerkwartiers)
- 't glas is geelegans kapot (=het glas is helemaal kapot) (Sint-Niklaas)
- 't Glim azz 'n hondekullechie in de maneschijn (=het glimt / glanst heel erg) (Hoeksche Waards)
- 't go mollejoengn reegn, mollejoeng braakn (=de lucht wordt zwart en het zal hevig regenen) (Ostêns)
- 't Goa a nie an (=het zijn uw zaken niet) (Zelzaats)
- 't goa doar 'n wiel ofluuëpn (=het zal daar verkeerd aflopen) (Waregems)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen