356 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `der`
- iets onder de kurk hebben (=iets te drinken hebben)
- iets onder de leden hebben (=niet helemaal gezond zijn)
- iets onder de loep nemen (=iets nauwkeurig onderzoeken)
- iets onder het tapijt vegen (=iets verbergen of negeren.)
- in andermans weide lopen de vetste koeien. (=bij een ander lijkt het altijd beter)
- in der minne schikken (=zonder verder geruzie bijleggen)
- in een andere vorm gieten (=anders voorstellen)
- in het honderd sturen/lopen (=de boel met opzet mis laten lopen, in de war laten lopen)
- in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
- in het land der levenden (=op aarde, voor de dood)
- je aan een ander spiegelen (=je vergelijken met een ander)
- je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
- je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
- je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
- je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
- je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
- je neus in andermans zaken steken (=zich bemoeien met zaken die je niet aangaan)
- je onder het juk der dwingelandij krommen (=onderworpen zijn)
- kaart, keurs en kan, bederven menig man. (=ten onder gaan aan gokken, vrouwen en drank)
- kaf onder het koren (=het minder goede onder het goede)
- kijken als een snoek op zolder (=zeer verbaasd zijn)
- kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
- kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- kinderen en dronkaards spreken de waarheid (=ze zeggen wat ze vinden, ze zijn ongeremd)
- kip zonder eieren (=politieman)
- kleine vossen bederven de wijngaard (=kleine fouten kunnen zorgen voor grote problemen in het geheel)
- kwade gezelschappen bederven goede zeden. (=slechte eigenschappen overnemen van slechte vrienden)
- leven uit de korf zonder zorg (=onbekommerd leven)
- meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
- men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
- met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
- met andermans veren pronken (=weglopen met de ideeën van een ander, met iets van een ander zelf gaan pronken)
- met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
- met de moedermelk ingezogen hebben (=van jongs af zo geleerd hebben)
- met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
- met zijn ziel onder de arm lopen (=zich vervelen)
- mindere goden (=de wat minder sterke of slimme)
- moederziel alleen (zijn) (=helemaal alleen (zijn))
- moeten is dwang en huilen is kindergezang (=ik wil het wel doen, maar niet als het me verplicht wordt)
- naar de kabeljauwskelder (=schip wat gezonken is)
- naar de kelder gaan (=verongelukken (en met een schip: zinken))
- niet van het ene brood tot het andere weten te geraken (=niet rond kunnen komen)
- niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
- niets nieuws onder de zon (=het lijkt nieuwe informatie, maar is al eerder gezegd)
- onder dak zijn (=bescherming genieten - behoren bij)
- onder de (groene) zoden stoppen (=iemand begraven)
- onder de bezem getrouwd zijn (=ongetrouwd samenwonen)
- onder de blauwe/blote hemel (=in open lucht)
- onder de geboden (=in ondertrouw)
800 betekenissen bevatten `der`
- hartzeer van iets hebben (=er geestelijk onder lijden)
- er is meer dan de molen in het woud omgegaan (=er is iets bijzonders gebeurd)
- de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
- geen twee kapiteins op één schip (=er moet maar één persoon de leiding hebben, anders gaat het niet goed)
- met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
- je in allerlei bochten wringen (=er op alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
- elke gek heeft zijn gebrek (=er valt op iedereen wel iets aan te merken)
- er een vuile pijp aan roken (=er veel nadeel van ondervinden)
- er een lelijke pijp aan roken (=er veel schade van ondervinden)
- de dood of de gladiolen (=er vol voor gaan, zonder compromissen.)
- er zijn hoed voor afnemen (=er voor in bewondering staan)
- er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
- de soep wordt nooit zo heet gegeten, als zij wordt opgediend (=er worden meestal minder zware maatregelen toegepast dan was aangekondigd)
- er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
- er is onkruid onder de tarwe (=er zijn minderwaardige goederen (of personen) tussen de betere)
- alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
- voor elk wat wils (=er zit voor iedereen wel wat bij)
- om over naar huis te schrijven (=erg bijzonder)
- iemand de voet kussen (=erg onderdanig naar iemand doen)
- iemand de hielen likken (=erg onderdanig of nederig tegen iemand doen)
- er een plasje overheen doen (=ergens een kleine wijziging in aan (laten) brengen, dat wel duidelijk laat zien dat de afzender iemand van belang is)
- iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
- de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
- het anker lichten (=ergens vertrekken, weggaan en verder reizen)
- tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
- er over oordelen als een blinde over de kleuren (=erover oordelen zonder kennis van zaken)
- er de angel uittrekken (=ervoor zorgen dat iets minder gevaarlijk wordt door het meest gevaarlijke deel onschadelijk te maken; iets minder pijnlijk maken)
- iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
- de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
- de bietenbrug opgaan (=falen, ten onder gaan, zwaar verliezen)
- je de wet niet voor laten schrijven (=geen bevelen accepteren van een ander)
- er geen been in zien (=geen bezwaar onderkennen. Er niet voor terugschrikken)
- dweilen met de kraan open (=geen kans op succes hebben, omdat men de symptomen bestrijdt zonder de oorzaak aan te pakken)
- uit de kleine kinderen zijn (=geen kleine kinderen meer hoeven opvoeden)
- een hart van steen hebben (=geen medelijden met anderen hebben)
- kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
- je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
- bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
- al zijn kruit verschoten hebben (=geen verdere oplossingen meer weten - niet meer verder kunnen)
- altijd de oude knecht blijven (=geen vorderingen maken (ook geen achteruitgang))
- wie dan leeft die dan zorgt (=geen zorg om de toekomst van anderen)
- eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
- als een blad van een boom veranderen/omkeren (=geheel anders gaan gedragen)
- leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
- het is licht dansen op andermans vloer. (=geld van anderen uitgeven is makkelijk.)
- geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
- geen geluk zonder druk. (=gelukkig wordt je niet zonder er moeite voor te doen)
- mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
- een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
- alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
50 dialectgezegden bevatten `der`
- Dich kins mich der aan gaon hange. (=Je kan mij de rug op) (Venloos)
- Die heure kop in e keldergat en der komt giejen kat mer binne. (=Wordt gezegd van een vrouw met een lelijk gezicht.) (Ransts)
- Dieje vang der ooch onner ö papiejrenhujke (=Die maak je alles wijs) (Stals)
- Doar is der ene van em an 't blad häärken (=Hij is niet helemaal goed bij zijn verstand) (Epers)
- doar moet der veur bloed'n (=dat zullen we hem betaald zetten) (Westerkwartiers)
- Doe kens mich der poekel op en aaf roetsje (=Je kan me m'n rug op) (Sittards)
- doe kins mig der poekel aaf roetsje (=je kunt me wat) (Sjeeter plat)
- doeë gon der twelf van èn e dozijn en dattein èn e bèssëlke (=wat je me nu vertelt, betekent ook niet veel) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë zieste de bojem der (=slappe koffie) (Bilzers)
- doeg dich de plak um, der sjteit ein vies bies (=Sla je sjaal om, er staat een koude noord oosten wind
Straatnaam Op de Bies) (Berg en Terblijts)
- doent mor ies noar dor meugen der veel achterkommen (=doe het maar eens na dat kunnen er niet veel) (Sint-Niklaas)
- droait em omme, der goa gin rotten frang uitvoal! (=van iemand die boven zijn stand leeft) (Iepers)
- dzjakkeleurn teegn da der blijt'dè van komt (=ravotten tot wenens toe) (Aalters)
- dät is zo läkker, iej zollen oe der an tebässen eaten (=zich ongans eten) (Epers)
- e (met de e van vet) mu zien der van de klas (=afzwaaien uit het leger) (Brugs)
- Een mooie schöttel met niks der in (=Uiterlijke schijn) (Drents)
- èkkel' n: Ik moein der ni over èkkel' n (=Ik twijfel er niet aan / ik moet er niet over nadenken) (Lebbeeks)
- en et der derre van (=hij is er rouwig om) (Veurns)
- Es 't schnieët in der drek da vrüst 't dat 't vrekt (=Als het regent in de modder gaat het heel hard vriezen) (Ubachsbergs )
- Es de hoonder der bie zieë (=Snel erbij zijn) (Mechels (NL))
- Es gur der mar oan denkt (=Als je het maar niet vergeet) (Geffes)
- et sneut nie ècht, der valt mar en bietje griezel. (=het sneeuwt niet echt, er valt maar een beetje stofsneeuw.) (Tilburgs)
- ètte dujst goa nor Blujst, der ès ee oonse en ij it Fideelke èn ij piest van ier tot iejn ou keelke (=dorstige kinderen sussen (mits geen drank vooradig of te duur) ) (Brakels)
- euw gordijnen zijn zu voil dadde der soepe kunt van koke (=vuile gordijnen) (Gents)
- Fan wie bàjje der ien? (=Wie is je vader? Wie is je familie?) (Texels)
- Ga zet echt een occozje (=jij bent me der eentje) (Brussels)
- Ge kunt der de kerk van Droesaat dee zien (=De koffie is te slap) (Opwijks)
- Ge kunt der nen boer mee van zijn peird sloan. (=Iets groots, iets met veel impact.) (Waarschoots)
- ge ziet der versnuusterd ut (=je ziet er onverzorgd, niet uitgeslapen uit) (Wevelgems)
- gee waer vür nen hond dër te jaoge (=slecht weer) (Munsterbilzen - Minsters)
- Gjin ljocht sa skel of der is skaad by. (=Geen licht zo fel, of er is schaduw bij) (Fries)
- goj der nortoeë? Ba nink (=Ga je er heen? Ik niet!) (Veurns)
- griezd aor groejt up gièèn domkoppn, d'eezels zyn der mee geboorn (=Kortemarks gezegde) (Kortemarks)
- hae ès dër de baune (=hij is ladderzat) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae ès dër zen hoeër gewasse (=hij wordt kaal) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae kan der weeg mét (=hij kan iets goed) (Weerts)
- Hae raet der eine aaf (=Hij liet er een vliegen) (Roggels)
- hae zak dër zen been (=hij wankelt op zijn benen, hij is zat) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae zoeg et dër de vingers (=de blinde wou het niet zien) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hai het der nog gain bonkje in. (=Hij is nog nat achter de oren, beetje denigrerend bedoeld; Hij heeft er nog geen botje in (piemel)) (Oldambsters)
- he-j 't der naor (=ben je zover, ben je er aan toe) (Sallands)
- hee har der nooit wat met te doon (=hij had er nooit last mee) (Twents)
- Hee häd de zwoeng der goed in (=Hij had de vaart er in) (Epers)
- Hej spèj der nie ien (=Hij vind het lekker) (Huissens)
- Hì der waoter in oere köller (=Broek te kort) (Stals)
- hij / zij is niet in duh wieg gesmoord (smoren is het oude woord voor verstikken (bijv door een kussen) Vroeger werden door moeders in paniek dat ze weer een kind zouden moeten grootbrengen de baby gesmoord .. soms het ondergeshoven kindje (onder het bed der ouders) Heel triest.. het gebeurde wel (=hij / zij is erg oud geworden) (Utrechts)
- Hij hef de sjas der in (=Hij gaat snel / loopt snel) (Drents)
- Hij wet der den hond zen kloete van. (=Hij kent er niets van.) (Londerzeels)
- Hoeveule heb ie der heuren valen (=Hoeveel heb je er horen vallen) (Steenwijks)
- hou ist der mit (=hoe is het ermee) (Gronings)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen