Spreekwoorden met `ar`

Zoek


933 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ar`

  1. de hand over zijn hart strijken (=voor één keer toestaan)
  2. de haren ten berge (doen) rijzen (=ergens erg van (doen) schrikken)
  3. de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
  4. de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
  5. de haring braden om de hom of kuit (=iets opofferen om een kleinigheid)
  6. de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
  7. de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
  8. de haringvijver (=de Noordzee)
  9. de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
  10. de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
  11. de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
  12. de hoofden bij elkaar steken (=overleg plegen)
  13. de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
  14. de kaart leggen (=de toekomst voorspellen)
  15. de kaart van het land kennen (=de omstandigheden kennen)
  16. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  17. de klok luiden maar niet schaften (=wel beloven maar niet doen)
  18. de kolf naar de bal werpen (=het opgeven)
  19. de kool en de geit sparen (=een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn)
  20. de koppen bij elkaar steken (=overleggen)
  21. de kraaienmars blazen (=dood gaan)
  22. de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
  23. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  24. de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
  25. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  26. de laatste loodjes wegen het zwaarst (=het afwerken is vaak het lastigst)
  27. de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
  28. de man wel, maar het paard niet (=niet helemaal eerlijk zijn)
  29. de mantel naar de wind hangen (=steeds de opinie van de anderen volgen)
  30. de markt afschuimen (=overal zoeken wat er `te koop` is)
  31. de meeste aardappelen al gegeten hebben (=veel meegemaakt hebben, al lang leven)
  32. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
  33. de ooievaar nakijken (=tijd verdoen)
  34. de paarden die de haver verdienen krijgen ze niet (=zij die het goede werk verrichten, krijgen niet altijd de beloning)
  35. de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
  36. de pen is machtiger dan het zwaard (=woorden kunnen meer teweeg brengen dan wapens)
  37. de pijp aan maarten geven (=sterven, ermee ophouden)
  38. de pijp aan Maarten geven. (=er definitief mee stoppen)
  39. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  40. de prins op het witte paard (=de man van je dromen)
  41. de rapen zijn gaar (=er is een probleem waar direct iets aan gedaan moet worden)
  42. de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
  43. de slaap der rechtvaardigen slapen (=een schoon geweten hebben)
  44. de sterke arm der wet (=met gepast geweld optredende overheidsorganisatie, bijvoorbeeld politie of justitie)
  45. de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
  46. de tering naar de nering zetten (=leven met de middelen die men heeft)
  47. de tijd baart rozen (=ook de diepste (geestelijke) wonden helen na verloop van tijd)
  48. de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
  49. de varkens geschoren hebben (=weinig opbrengst hebben)
  50. de vierschaar spannen. (=een rechtzitting houden. (vierschaar = middeleeuws gerechtelijk bestuur))

929 betekenissen bevatten `ar`

  1. volgens Bartjens (=de allereenvoudigste rekenstof (als referentie aan onderwijzer Willem Bartjens die een bekend rekenboekje schreef))
  2. Jan Pet en Piet Boezeroen (=de arbeiders)
  3. Jan Boezeroen (=de arbeiders)
  4. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  5. in het honderd sturen/lopen (=de boel met opzet mis laten lopen, in de war laten lopen)
  6. het waren allebeiden vuilaards. (=de een verwijt de ander iets waaraan hij zich)
  7. het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
  8. het ruime sop kiezen (=de haven uitvaren)
  9. aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
  10. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
  11. niet door de beugel kunnen (=de norm overschrijden van wat aanvaardbaar of behoorlijk is)
  12. als een spin in het web (=de persoon of organisatie waar alles om draait)
  13. het land van belofte (=de plaats waar het goed toeven is)
  14. ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
  15. in de lift zitten (=de situatie waarin het zit wordt beter)
  16. in gebreke zijn (=de taak niet naar behoren uitgevoerd hebben)
  17. als de ene hand de andere wast worden ze beide schoon (=de taak wordt gemakkelijk als je elkaar helpt)
  18. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
  19. dat is de hamvraag (=de vraag waar het om gaat)
  20. olie drijft boven (=de waarheid komt aan het licht)
  21. alles komt uit al moesten de kraaien het uitbrengen (=de waarheid komt altijd uit)
  22. de raven zullen het uitbrengen (=de waarheid komt hoe dan ook aan het licht)
  23. er geen doekjes om winden (=de waarheid onverbloemd vertellen)
  24. een draai aan iets geven (=de waarheid verdraaien)
  25. de kraaien zullen het uitbrengen (=de waarheid zal aan het licht komen)
  26. weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van iemand doorzien)
  27. de molen is/loopt door de vang (=de zaak of persoon is in de war (gek))
  28. oude wijn in nieuwe zakken (=de zaken zijn anders gepresenteerd, maar niet wezenlijk veranderd)
  29. de zee ploegen (=de zee bevaren)
  30. een zondagse steek houdt geen week (=de zondag is geen werkdag maar de dag des Heeren)
  31. de oude adam (=de zondige natuur (aard))
  32. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  33. de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
  34. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
  35. op een kluitje (=dicht bij elkaar)
  36. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  37. in het lijntje lopen (=dienstbaar zijn)
  38. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  39. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  40. de geest is uit de fles (=dit is niet meer controleerbaar)
  41. haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, maar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
  42. rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
  43. rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
  44. de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
  45. goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
  46. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  47. een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
  48. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  49. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  50. eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen