Spreekwoorden met `het`

Zoek


1018 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het`

  1. de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
  2. de duivel op het kussen binden (=met iedereen raad weten)
  3. de één mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. (=sommigen mogen alles, anderen mogen niets)
  4. de geest is gewillig maar het vlees is zwak. (=geef niet toe aan verboden verleidingen)
  5. de hakken in het zand zetten (=zich opstellen als felle tegenstander van een voorstel of ontwikkeling, zonder de bereidheid te zoeken naar positieve aspecten of naar compromissen)
  6. de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
  7. de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
  8. de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
  9. de jongste ezel moet het pak dragen (=de jongste moet de vervelende klusjes opknappen)
  10. de jongste schepen wijst het vonnis (=de kinderen willen het het best weten)
  11. de kaart van het land kennen (=de omstandigheden kennen)
  12. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
  13. de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
  14. de kat bij het spek zetten (=iemand in verleiding brengen)
  15. de kat heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  16. de kat in het donker knijpen (=kwaad doen waar niemand het ziet)
  17. de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
  18. de kat van de bakker heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  19. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  20. de kerk midden in het dorp laten. (=het laten zoals het is)
  21. de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
  22. de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
  23. de kraaien zullen het uitbrengen (=de waarheid zal aan het licht komen)
  24. de krant brengt de leugens in het land. (=niet alles wat de media schrijft klopt.)
  25. de kroon op het werk zetten (=het werk prachtig voltooien)
  26. de laatste loodjes wegen het zwaarst (=het afwerken is vaak het lastigst)
  27. de lont in het kruit steken/werpen (=een uitbarsting veroorzaken)
  28. de lont in het kruit werpen (=mensen laten loskomen, opstoken)
  29. de man wel, maar het paard niet (=niet helemaal eerlijk zijn)
  30. de manchetten aandoen (=boeien aandoen)
  31. de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
  32. de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
  33. de muizen dansen in het spek. (=er is welvaart)
  34. de naald in het spek steken. (=stoppen met werken.)
  35. de pen is machtiger dan het zwaard (=woorden kunnen meer teweeg brengen dan wapens)
  36. de poppen aan het dansen (=de ruzie of problemen kunnen beginnen)
  37. de prins op het witte paard (=de man van je dromen)
  38. de ratten verlaten het zinkende schip (=als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken)
  39. de raven zullen het uitbrengen (=de waarheid komt hoe dan ook aan het licht)
  40. de rook kan het hangerijzer niet deren (=het heeft geen zin te proberen iets dat vast staat te veranderen)
  41. de speelman zit op het dak (=ze zijn pas gehuwd, hebben nog geen zorgen)
  42. de stuipen op het lijf jagen (=iemand felle schrik aanjagen)
  43. de tijd zal het leren (=na verloop van tijd is er bekend hoe het gegaan is)
  44. de vogel over het net laten vliegen (=goede kansen niet aangrijpen)
  45. de vogel over het touw laten gaan. (=een kans niet benutten)
  46. de vuilste varkens willen altijd het beste stro. (=mensen die het niet verdienen willen evengoed het beste)
  47. de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)
  48. de wolf zal met het lam verkeren. (=er zal vrede zijn)
  49. de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
  50. de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)

956 betekenissen bevatten `het`

  1. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  2. het beste paard van stal (=de belangrijkste persoon in het gezelschap)
  3. de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
  4. die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
  5. de admiraal heeft geschoten. (=de gastheer heeft het sein gegeven te gaan eten.)
  6. het hinkende paard komt achteraan (=de grootste problemen houdt men voor het laatst)
  7. zoals de ouden zongen piepen de jongen (=de jongeren leren het van de ouderen)
  8. er dik in zitten (=de kans is groot dat het zo is)
  9. aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
  10. de jongste schepen wijst het vonnis (=de kinderen willen het het best weten)
  11. zo heer zo knecht (=de knechten volgen het voorbeeld van de bazen)
  12. ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
  13. de draad kwijt zijn (=de loop van het verhaal niet meer kunnen volgen)
  14. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
  15. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  16. op de pianist schieten (=de onschuldige (de brenger van het nieuws) straffen)
  17. het land van belofte (=de plaats waar het goed toeven is)
  18. het lieve leventje gaande (=de ruzie begonnen - de poppen aan het dansen)
  19. een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
  20. in de lift zitten (=de situatie waarin het zit wordt beter)
  21. eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn gauw vergeten als het goed afloopt)
  22. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  23. dat is de hamvraag (=de vraag waar het om gaat)
  24. olie drijft boven (=de waarheid komt aan het licht)
  25. de raven zullen het uitbrengen (=de waarheid komt hoe dan ook aan het licht)
  26. de kraaien zullen het uitbrengen (=de waarheid zal aan het licht komen)
  27. de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
  28. kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
  29. de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
  30. je oren laten hangen (=depressief zijn, het opgeven)
  31. het klopt als een bus (=deze uitdrukking is een contaminatie van het sluit als een bus met: het klopt als een zwerende vinger)
  32. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  33. sijmen betaalt (=diegene die het minste verdient draagt de kosten)
  34. het zit eraan bij hem/haar (=diegene kan het betalen, er is genoeg)
  35. het haasje zijn (=diegene zijn die er voor opdraait, het slachtoffer)
  36. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  37. voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (=doe het voorzichtig, dan komt er geen schade)
  38. haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, maar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
  39. een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
  40. door de bomen het bos niet meer zien (=door alle details het overzicht verliezen)
  41. goed gereedschap is het halve werk (=door de juiste hulpmiddelen te gebruiken wordt het karwei snel geklaard)
  42. een proefballonnetje oplaten (=door het doen van een uitspraak de mening van anderen peilen)
  43. ipso facto (=door het feit zelf)
  44. door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
  45. buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
  46. tijd slijt (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  47. tijd heelt alle wonden (=door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge dingen minder erg)
  48. al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
  49. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  50. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)

50 dialectgezegden bevatten `het`

  1. 'k zeg maar niks / antwoord: / Maor God hoort ju bromme . (=ik zeg maar niets.. en dan antwoordt de ander: (maar je denkt het er het jouw van)) (Utrechts)
  2. 'k Zen 't beu gelék kau pap (=Ik ben het echt beu) (Mechels (BE))
  3. 'k Zen 't meug (=Ik ben het beu) (Mechels (BE))
  4. 'k Zen 't muug. (=Ik ben het beu.) (Antwerps)
  5. 'k zen gekrét, naa hemme ze in maan roape geschete (=ik ben geïrriteerd, nu hebben ze het bij mij totaal verbruid) (Heist-op-den-Berg)
  6. 'k zen het muug (=Ik ben het beu) (Herentals)
  7. 'k zien ier geen steek vur min ogen (=het is hier zo donker, ik zie niets) (Sint-Niklaas)
  8. 'k zient neuzewies (=ik heb het door) (Veurns)
  9. 'k ziet 't al, de lâmp hânk scheef / Dat ken bruintjie niet meer trekku / me schort is bijna leeg / 't zwartu zoad is ook al op / 'k het niks meer te makkuh / ik het/hep/heb pijn aan me portemonnaie / portemetniks (=het geld is bijna op...) (Utrechts)
  10. 'k zoe d'r nie fan ipkijk'n (=het zou mij niet verwonderen) (Waregems)
  11. 'k zoent lotn (=ik zou het niet doen) (Veurns)
  12. 'k zoent nie edon en (=ik zou het niet gedaan hebben) (Veurns)
  13. 'kbenne kik dade zwo moe lik kode pap (=ik ben het beu) (Harelbeeks)
  14. 'kem het gezêi (=iets gezegd hebben) (Antwerps)
  15. 'kem het int snuetje (=Iets door hebben) (Herentals)
  16. 'kod wej gepejsd (=ik had het wel gedacht) (Brakels)
  17. 'n aaner zien moaltied is altied vet (=bij een ander lijkt het beter te zijn) (Westerkwartiers)
  18. 'n è geschet'n (=hij heeft het verkorven) (Nieuwpoorts)
  19. 'n foutje deur de vingers kiek'n (=opzettrelijk een fout over het hoofd zien) (Westerkwartiers)
  20. 'n goed verstoander het moar 'n haalf woord neudeg (=heel goed begrijpen waarom het draait) (Westerkwartiers)
  21. 'n goeie boer let zien hond d'r met dit weer niet eens uut (=buiten is het noodweer :) (Westerkwartiers)
  22. 'n Hond in 'n hok (=De hond in het hok) (Vechtdals)
  23. 'n kat komt altied op zien poodjes terecht (=het komt uiteindelijk toch weer goed) (Westerkwartiers)
  24. 'n kat komt altied weer op zien pootjes terechte (=het komt best wel weer voor elkaar hoor) (Westerkwartiers)
  25. 'n mens moet doen wat 'er leert het (=handel maar naar eigen inzicht) (Westerkwartiers)
  26. 'n Mot op zijne kop geven. (=Een slag op het hoofd geven.) (Bevers)
  27. 'n schêj wi-j de verlingdje beekstraot (=de scheiding in het haar is niet recht) (Weerts)
  28. 'n schip op 't strand, is 'n boak'n ien zee (=houdt het ongeval van iemand anders voor ogen) (Westerkwartiers)
  29. 'n seenewoarietsje, 'n tseentewoareke (=kruisje op het voorhoofd voor het slapengaan) (Waregems)
  30. 'n tseentewoareke / seenewoarietsje geev'n (=een kruisje geven op het voorhoofd) (Waregems)
  31. 'n Wetenskapper deankt datte 't wet en 'n warkman wet 't (=een wetenschapper denkt dat hij 't weet en een werkman weet het) (Sallands)
  32. 'n worst veurholl'n (=iets moois in het vooruitzicht stellen) (Westerkwartiers)
  33. 'n zundagssteek holt gien week (=wat je op zondag maakt houdt het niet lang uit) (Westerkwartiers)
  34. 'ne kop wie eine ríéthamer höbbe (=flinke hoofdpijn, of drukkend gevoel in het hoofd) (Steins)
  35. 'Nond opgeetn emmen (=de schuldenbok / het zwarte schaap zijn) (Moorsel)
  36. 'oegaoget (=hoe gaat het) (`t-Heikes)
  37. 'R zit weer 'n oar in de beutr' (=Er is weeral ruzie in het gezin) (Harelbeeks)
  38. 's naachts viss'n, overdaag nett'n brei'n (=je bezigheden op het juiste moment doen) (Westerkwartiers)
  39. 't 'n e geeën beetren an (=hij / zij blijft op het slechte pad) (Waregems)
  40. 't 'n e gieën woar (=het is niet waar) (Waregems)
  41. 't 'n e nie da 't (leeëluk es) (=ik beweer niet dat het (lelijk is) ) (Waregems)
  42. 't 'n e nie meu'lijk! (=het is onmogelijk!) (Waregems)
  43. 't 'n es geeën woar (=het is niet waar) (Waregems)
  44. 't 'n es nie doenlijk (=het is onhaalbaar / onvoorstelbaar) (Waregems)
  45. 't 'n steekt zooë nauwe nie (=zo nauwkeurig hoeft het nu ook niet te zijn) (Waregems)
  46. 't 'n trekt er nie ip (=het is ondermaats) (Waregems)
  47. 't 'n trekt ip nie feele (=het stelt weinig of niets voor) (Waregems)
  48. 't 'n trekt nievers ip! (=het lijkt nergens op! (verontwaardigd)) (Waregems)
  49. 't aat is verduurt (=het hout is verstikt) (Sint-Niklaas)
  50. 't ae van oa gat vroagen (=het hemd van je lijf vragen) (Wichels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen