67 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `nemen`
- iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
- iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
- in ogenschouw nemen (=bekijken)
- in verzekerde bewaring nemen (=opsluiten (in gevangenis))
- je draai nemen (=van mening veranderen)
- jezelf in acht nemen (=jezelf verzorgen)
- onder de loupe nemen (=nader bekijken, aandachtig bestuderen)
- onder de vleugels nemen (=onder zijn hoede nemen)
- op de koop toe nemen (=een onbedoeld gevolg accepteren)
- poolshoogte nemen (=zich vooraf informeren over de situatie)
- taal noch teken van iemand vernemen (=niets van iemand horen/zien)
- te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
- ter harte nemen (=het zich aantrekken)
- voor goede munt aannemen (=geloven)
- voor het vaderland wegnemen (=zomaar wegnemen)
- voor iemand of iets zijn petje afnemen (=ergens respect voor hebben)
- voor lief nemen (=aanvaarden)
115 betekenissen bevatten `nemen`
- iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
- een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
- als hamerstuk behandelen (=het voorstel zonder discussie aannemen)
- er een handje van hebben (=hinderlijke gewoonte, als iemand de kans ergens toe ziet die ook nemen, een ander het werk laten doen)
- een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
- iemand het gras voor de voeten wegmaaien (=iemand alle kansen ontnemen)
- door de neus boren (=iemand anders iets de mogelijkheid ontnemen)
- iemand om de tuin leiden (=iemand beetnemen of bedriegen)
- iemand de teugels uit handen nemen. (=iemand de leiding afnemen)
- een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
- wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
- iemand te grazen nemen (=iemand een gemene streek leveren, op gemene manier er tussen nemen)
- iemand op de hak nemen (=iemand er tussen nemen (grap uithalen) of spottend over iemand praten)
- iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
- iemand een koud bad geven (=iemand kalmeren , illusies ontnemen)
- iemand een loer draaien (=iemand lelijk behandelen, lelijk te grazen nemen)
- iemand een kool stoven (=iemand op een onprettige manier ertussen nemen)
- iemand de voet lichten (=iemand op gemene manier de baan afnemen)
- iemand voor vol aanzien (=iemand serieus nemen en respecteren.)
- iemand een kies trekken (=iemand veel geld afnemen)
- er de vingers voor durven opsteken (=iets durven aanvaarden - zijn verantwoordelijkheid durven opnemen)
- er een halszaak van maken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
- iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
- iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
- iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
- op eigen houtje doen (=iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen)
- iemands licht betimmeren (=in de weg staan - het licht benemen)
- semper crescendo (=in sterkte toenemend)
- in zijn vaandel schrijven (=in zijn programma opnemen)
- de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
- het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
- wie nood heeft moet pompen. (=je moet zelf initiatief nemen om je problemen op te lossen)
- de melk optrekken (=je woord terugnemen, je belofte niet helemaal vervullen)
- pas uit de dop komen (=maar pas ergens aan deelnemen)
- de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
- een Salomonsoordeel vellen (=met een heel vraagstuk een zeer wijze en goede beslissing nemen)
- een veer (moeten) laten (=met minder genoegen moeten nemen)
- eieren voor je geld kiezen (=met minder genoegen nemen dan men eerder wilde)
- van de hand slaan/wijzen (=niet aannemen)
- de hand met iets lichten (=niet scherp opletten, het niet te streng nemen)
- niets te halen (=niets te stelen of te ontnemen)
- aan de balk schrijven (=nota nemen van iets ongewoons)
- onder de vleugels nemen (=onder zijn hoede nemen)
- in de rede vallen (=onderbreken, het woord ontnemen)
- met een kanon op een mug schieten (=ophef maken om niks / overdreven zware maatregelen nemen)
- doen is een ding. (=praten of plannen maken is gemakkelijk gedaan, daadwerkelijk actie ondernemen is veel moeilijker)
- de nek uitsteken (=risico nemen)
- pappen en nathouden (=situatie min of meer ongewijzigd te laten zonder een beslissing te nemen of daadwerkelijk een probleem op te lossen)
- kwade gezelschappen bederven goede zeden. (=slechte eigenschappen overnemen van slechte vrienden)
- dat is de goden verzoeken (=te grote risico`s nemen)
50 dialectgezegden bevatten `nemen`
- eentwie ne loer draojn (=iemand in het ootje nemen) (Kortemarks)
- em bij z'n klwoate hemme (=iemand te grazen nemen) (Brechts)
- emes de wach aan zègke (=iemand waarschuwen zich in acht te nemen) (Steins)
- en oek ofsteekn (=een kortere weg nemen) (Veurns)
- etwië ne loer droajn (=iemand in het ootje nemen) (Lichtervelds)
- Ge mut een kat een kat noeme (=Je moet rechtuit zijn, geen blad voor de mond nemen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- goed da oew gat vastzit anders vergaate da ok nog (=iets vergeten mee te nemen) (Oudenbosch)
- gralek noaig oontrekken (=iets ter harte nemen) (Aalsters)
- Het vleis liever em as de botten (=Het allersbeste nemen) (Giethoorns)
- hij mos 'n veer loat'n (=hij moest met minder genoegen nemen) (Westerkwartiers)
- ich gon zen noës ès tèsse zen twei aure staeke (=ik ga je eens onder handen nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich kan oech niks koelëk pakke (=ik kan jullie niets kwalijk nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich zal zen naoës és goed tésse zen twei aure zétte (=ik ga u eens deftig onderhanden nemen) (Bilzers)
- Iemand klaar in de zeik nemen ! (=Iemand in de maling nemen) (Utrechts)
- iemand over de kouter voer'n (=een loopje nemen met iemand) (Waregems)
- iemand vór vief cènt gèève (=iemand flink onderhanden nemen) (Genneps)
- iemëd get koe(j)lëk pakke (=iemand iets kwalijk nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd get koelëk pakke (=iemand iets kwalijk nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd loempe (=iemand in het ootje nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed oo sërjeu pakke (=iemand ernstig nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd vërniëke (=iemand in het ootje nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes de hand boëve de kop haate (=iemand in bescherming nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes loempe (=iemand bij de neus nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes ne kloet aofdraeë (=iemand in de maling nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iene veur de kont hou'n (=afscheid nemen van of wegdoen) (Klazienaveens)
- ik zal dij de navvel es uutvrutt'n (=ik zal jou eens onder handen nemen) (Westerkwartiers)
- Ik zal je bij je kladden pakken (=Ik zal je eens te grazen nemen) (Rotterdams)
- immand uit zènnen nést langen (=iemand uit de nest nemen iemand trachten te bedriegen) (Meers)
- In de maling nemen (=Voor de gek houden) (Amsterdams)
- In de veiling nemen (=In de maling nemen) (Amsterdams)
- in de zeik nemen (=in de maling nemen) (Bargoens)
- in zaane nek zitte (=iemand in het ootje nemen) (Hals)
- Je doet wot je doet, maar lèège is de baas (=Uiteindelijk moet men toch rust nemen) (Texels)
- Je moet je zooitje in de maling nemen (=Je moet je familie in de maling nemen) (Helders)
- je moet'n altied heur'n woar 't vandoan komt (=men moet in acht nemen wie het heeft gezegd) (Westerkwartiers)
- k'goan mi schuppe kusschen (=afscheid nemen) (Heuvellands)
- krieg oet (=uitnodiging om iets te drinken of te eten te nemen) (Heitsers)
- ksal jouw neus us tusse twee ore zette (=ik zal jou eens onderhanden nemen) (Oudenbosch)
- kwaamus kijke ofde gij ok wult meedoen (=iemand gaan uitnodigen om mede deel te nemen) (Oudenbosch)
- Kzal aa is een sallewause geeve (=Ik zal je eens onderhanden nemen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- langer spriengen dan da je stok lank is (=te veel risico nemen) (Veurns)
- liefde ken niet van één kaant komm'm (=men moet wat geven, maar ook wat nemen) (Westerkwartiers)
- Mangs mö'j de bloom'n boet'n zett'n (=Soms moet je het er van nemen) (Twents)
- met d'n ei-jerschoeët gaon (=buurtbewoners gaan op kraamvisite en nemen levensmiddelen mee) (Weerts)
- mèt zën libbëre pakke (=met zijn nekvel pakken of gevangen nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- mèt zën lubbëre pakke (=bij zijn kraag nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- mét zene sjabbernak pakke (=bij zijn nekvel nemen) (Bilzers)
- Ne foto trekke (=Een foto nemen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- ne foto trekkn (=een foto nemen) (Meers)
- ne goejje op z'n hat zètte (=een flinke borrel tot zich nemen) (Bilzers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen