Spreekwoorden met `met de`

Zoek


86 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `met de`

  1. met de moedermelk ingezogen hebben (=van jongs af zo geleerd hebben)
  2. met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)
  3. met de muts naar iets gooien (=ergens geen zorg aan besteden / er een slag naar slaan, ernaar raden)
  4. met de nachtschuit komen (=laat komen / iets vertellen dat iedereen al weet)
  5. met de nachtschuit vertrekken (=er erg stilletjes vandoor gaan)
  6. met de nek aanzien (=met minachting behandelen)
  7. met de neus in de boeken zitten (=veel lezen)
  8. met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
  9. met de ogen meten (=schatten)
  10. met de ogen verslinden (=heel erg graag zien)
  11. met de paarden van Sint Franciscus. (=te voet gaan)
  12. met de pet naar iets gooien (=niet echt moeite voor iets doen, zonder inzicht schatten)
  13. met de pet rondgaan (=geld inzamelen)
  14. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  15. met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
  16. met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
  17. met de vinger nawijzen (=iemand uitgelachen)
  18. met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
  19. met de vossenstaart geselen (=zacht straffen)
  20. met de winst strijken. (=winnen)
  21. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  22. met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
  23. met de zweep erachter zitten (=opjagen)
  24. met iemand spelen als de kat met de muis (=iemand voor de gek houden)
  25. nattevingerwerk zijn / met de natte vinger doen (=onnauwkeurig, overhaast of zonder de geschikte methode of middelen uitgevoerd werk)
  26. platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht (=m.a.w. platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z`n best)
  27. rap met de tanden, is rap met de handen. (=wie snel kan eten, kan snel werken.)
  28. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
  29. roei met de riemen die je hebt (=je moet werken met de middelen die men heeft)
  30. roeien met de riemen die je hebt (=je moet het doen met de middelen die je hebt.)
  31. schenking met de warme hand (=schenken terwijl men nog leeft (erfenissen))
  32. vegen met de spons van blanus (=een teleurstelling ondervinden)
  33. vissen met de handen vangen (=profiteren van het werk van anderen)
  34. vooruit met de geit (=komaan, we doen voort.)
  35. waarheid met de slag om de arm (=een waarheid die vele facetten kent)
  36. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)

50 dialectgezegden bevatten `met de`

  1. dao hange ze mèt de bein boete (=daar is het erg druk) (Heitsers)
  2. dat doert den éne met de gene (=dat duurt een eeuwigheid!) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. dat ès zieëkër mèt de kat hërrë stat gemaete (=dat is niet secuur gedaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dat hemm'm ze 'm met de paplebel iengoot'n (=dat hebben ze hem van kindsbeen aan geleerd) (Westerkwartiers)
  5. De biggels kluitere met de kluiteruif (=Het grind harken met de hark) (Nieuw lekkerlands)
  6. de bloën ès verlèd, de hojs zen haan moete auttet nès haage (=de merel heeft het broeden opgegeven omdat je met de eieren hebt aangeraakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. de één ken meer met de beurs as d'aaner met de cent'n (=de één is vindingrijker dan de ander) (Westerkwartiers)
  8. de ene vrijt met de moeke, de aaner met de dochter (=de ene houdt van dit, de ander van dat) (Westerkwartiers)
  9. De goede mèns lacht met ' t harte, de kwaoie met de mond (=De goede mens lacht met het hart, de slechte met de mond) (Drents)
  10. de grotste boer heej de grotste èèrepel (=het geluk is met de dommen) (Tilburgs)
  11. de huus drienku mee tu puukn uut de dulvu (=de kinderen drinken met de kikkers uit de sloot) (Zeeuws)
  12. de iëste zon hèt al meinig sjaun kènd vernield (=opgelet met de stralen van de eerste zon) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dè is ter enne van lek mien vestje (=een niet zo betrouwbaar iemand, die er met de pet naar gooit) (Sin tunnis)
  14. De katte geet mie nich meer met de mage loop'n (=Ik ben helemaal volgegeten) (Twents)
  15. de kons him wir mèt de rik voejërë (=hij is weer niet te genieten) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. de kumps pas kieke (=je bent nog klein en kan niet met de ouderen meedoen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de leut' is oedn (=gedaan met de pret) (Veurns)
  18. De sjòmste boere höbbe de dikste aerpel (=Het geluk is met de dommen) (Sittards)
  19. De sjómste boere höbbe de dikste aerpel (=Het geluk is met de dommen.) (Gelaens (Geleens))
  20. De stómste boere hebbe de diekste petatte (=Het geluk is met de dommen) (Venloos)
  21. de vrouwe kan mear met de portemonnee ' t hoes oet drèègn, dan de boer d' r met de schoefkoare in kan veurn (=de vrouw kan meer uitgeven dan de boer kan verdienen) (Twents)
  22. den tyd van de gebraodn kiekns is verbie (=het gaat niet goed met de verkoop) (Kortemarks)
  23. die deerne is met de biele kanthouwn (=geen mooi figuur hebben, niet knap zijn) (sallands)
  24. die zitte mèt de aoje op ‘t daak (=die kinderen doen wat ze willen; hun ouders hebben niets over hen te vertellen) (Heitsers)
  25. diej hemme ze een biësje in heur oeër gezet (=zwangere vrouw waarvan de vader van het kind met de noorderzon verdwenen is) (Ransts)
  26. dieje geft nogal van parrette (=hij gaat veel te snel met de wagen) (Geels)
  27. din giêt met de petatten de koêl in (=verwachting dat iemand in het najaar zal sterven) (Sevenums)
  28. doar hadd'n ze niet van trug (=toen stonden ze met de mond vol tanden) (Westerkwartiers)
  29. Doetet mét de vingers of doetet mette daum, t vrouke krait en naote praum (=Alle middelen zijn goed om je doel te bereiken) (Bilzers)
  30. doetmér, mérnie én de broek (=vooruit met de geit) (Bilzers)
  31. draeë waaj ne wèndhaon (=met de wind meedraaien (fig.) ) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. drukn zoender iente (=het niet zo nauw nemen met de waarheid) (Veurns)
  33. è draait af zonder te pinken (zonder zènne pinker oan te zetten) (=hij draait met de auto af zonder de richtingaanwijzer aan te zetten) (Sint-Niklaas)
  34. e lief mèt zen ooge bènne doen (=de beste kus is niet die met de mond maar wel die met de ogen) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. één met de nek aankiek'n (=iemand minachten) (Westerkwartiers)
  36. een voore mee rijn (=er met de vuile voeten van door gaan) (Wetters)
  37. eft a piuëdn op (=iemand die met de voeten sleept) (Kaprijks)
  38. emes bestaeke (=iemand feliciteren met de naamdag, verjaardag; een cadeau geven) (Heitsers)
  39. èn akse sjiete (=de koe met de horens vatten) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. en kuiertjen mit de auto (=Een blokje om doen met de auto) (Urkers)
  41. euver zich verkriege (=zich met de nodige twijfels ergens toe zetten) (Sint-joasters)
  42. friemëlë en frutsë (=met de vingers draaien en er aan prutsen) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. Ge moe de beulle mee de blutse pakk'n (=Je moet het anvaarden met de voor en de nadelen) (Harelbeeks)
  44. Ge zied deran gelik met de skiette (=Ik zal winnen, jij maakt geen kans) (Roeselaars)
  45. geeste met de hinne op stek, zitste wersjaanlëk èn t verkeirde kot (=ga je vroeg slapen, moet je heel goed opletten dat je de juiste kamer kiest) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. geev'm met de waarme haand (=bij leven iets schenken) (Westerkwartiers)
  47. god zegent'a en god bewoërt a (=avondzegening: voor het slapengaan wordt er een kruisje op het voorhoofd getekend, met de woorden `god zegene je en god beware je`) (Meers)
  48. grijs mèr wijs (=de wijsheid komt met de jaren) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. haals over kop (=met de meeste spoed) (Westerkwartiers)
  50. hae trèk zich de hoëre autte kop (=de kapper zit met de handen in het haar) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen