Spreekwoorden met `mee`

Zoek


94 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `mee`

  1. het kan er mee door (=het gaat wel, het is aanvaardbaar)
  2. het kwaad loont zijn meester (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  3. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  4. het niet meer hebben (=totaal in verwarring geraken - van de kook zijn)
  5. het niet meer kunnen navertellen (=er aan sterven)
  6. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  7. het slechtste wiel van de wagen kraakt meest. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
  8. hoe meer vis, hoe droever water (=als er meer mensen komen valt er minder te verdelen (erfenissen))
  9. hoe meer zielen, hoe meer vreugd (=hoe meer mensen er bij zijn, hoe leuker dat het is)
  10. ieder meent dat zijn eigen pak het zwaarst is. (=mensen overdrijven hun eigen moeilijkheden in vergelijking met die van anderen)
  11. iedere stuiver brengt zijn gierigheid mee. (=zelfs om kleine dingetjes kunnen mensen hebzuchtig zijn)
  12. in het schuitje zitten en mee moeten varen (=mee moeten doen, zich niet meer kunnen terugtrekken)
  13. je meester gevonden hebben (=iemand gevonden hebben die beter is, het beter doet)
  14. je partij behoorlijk meeblazen (=zijn deel van de taak naar behoren uitvoeren)
  15. lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
  16. mee-eten uit de grote pot van Egypte (=meegenieten zonder vergoeding)
  17. meer dan een pijl op zijn boog hebben (=meerdere oplossingen weten)
  18. meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
  19. meer kunnen dan alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
  20. meer laden dan men dragen kan (=te veel hooi op zijn vork nemen)
  21. meer pijlen op zijn boog hebben (=meer kunnen dan reeds laten zien)
  22. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  23. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  24. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  25. met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
  26. met passen en met meten wordt de meeste tijd versleten (=voorbereidingen zijn dikwijls het meest tijdrovend onderdeel van een taak)
  27. niet meer kunnen wegdenken (=niet meer kunnen missen)
  28. niet meer van vandaag (=het is ouderwets of niet meer acceptabel)
  29. niet veel meer dan een aardappel zijn (=niet erg veel voorstellen)
  30. omwille van het smeer likt de kat de kandeleer (=omwille van het loon doet men een werk)
  31. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
  32. schraalhans is hier keukenmeester (=weinig te eten hebben)
  33. van meet af aan (=vanaf het begin)
  34. van Teeuwes nog meeuwes weten (=ergens van helemaal geen verstand hebben)
  35. voor de draad ermee (=kom tot de kern van het verhaal.)
  36. voor halve vracht meevaren (=weinig gewaardeerd worden)
  37. waar meerderman komt moet minderman wijken (=als een machtig persoon iets zegt, moet de minder machtige zwijgen)
  38. wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
  39. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  40. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
  41. wie in het schuitje zit moet meevaren (=wie ergens mee begonnen is moet dit ook afmaken)
  42. wie met pek omgaat, wordt ermee besmet (=wie met slechte mensen omgaat neemt de gewoontes van die mensen over)
  43. wie olie meet wordt er vet van (=in slecht gezelschap wordt men slecht)
  44. zachte heelmeesters maken stinkende wonden (=sommige problemen kunnen niet met zachtheid opgelost worden)

340 betekenissen bevatten `mee`

  1. fris gewaagd is half gewonnen (=de moedigste heeft de meeste kansen om iets te winnen)
  2. vreemde ogen dwingen (=de ogen van een vreemde heeft meer invloed op je dan van een bekende)
  3. het middel is erger dan de kwaal (=de oplossing veroorzaakt nog meer schade)
  4. een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
  5. je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
  6. uit wiens hand men eet wiens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  7. wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  8. de geest is uit de fles (=dit is niet meer controleerbaar)
  9. dit loopt uit de hand (=dit is niet meer onder controle)
  10. met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
  11. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
  12. alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
  13. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  14. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
  15. voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  16. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  17. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  18. door het lint gaan (=door woede je emoties niet (meer) onder controle kunnen houden)
  19. dun van leer en dik van smeer (=dunne boterham die dik gesmeerd is)
  20. zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
  21. de schepen achter zich verbranden (=een beslissing nemen en niet meer terug kunnen)
  22. een goede haan kraait nog wel eens weer. (=een goede leider waarschuwt meer dan eens)
  23. een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
  24. een vogel voor de kat (=een hulpeloos slachtoffer, dat niet meer gered kan worden)
  25. een visje verschalken (=een kleinigheid meepikken)
  26. dat zijn twaalf eieren en dertien kuikens. (=een meevaller)
  27. advocaat van de duivel spelen (=een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken)
  28. iemand het voordeel van de twijfel gunnen (=een onzekere factor voor hem zo gunstig mogelijk laten meetellen)
  29. de kool en de geit sparen (=een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn)
  30. een morse muur is snel afgebroken (=een slechte zaak gaat niet lang mee)
  31. ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
  32. een vriendelijk gezicht brengt overal licht (=een vrolijk persoon weet vaak meer te bereiken dan een nors persoon)
  33. met de hand op het hart (=eerlijk en gemeend)
  34. een vogel in de auto rijden (=elk geval kan overal mee leven)
  35. de pijp aan Maarten geven. (=er definitief mee stoppen)
  36. er een streep onder zetten (=er een eind aan maken, ermee stoppen)
  37. iets na aan het hart hebben liggen (=er erg mee begaan zijn)
  38. al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
  39. iets laten zwemmen (=er geen aandacht meer aan besteden)
  40. er geen kind aan hebben (=er geen last mee hebben)
  41. er geen gat in zien (=er geen oplossing meer voor zien)
  42. er schuilt iets achter (=er is meer aan de hand dan op het eerste gezicht lijkt.)
  43. bij de vleet (=er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet))
  44. geld maakt niet gelukkig (=er is meer in het leven dan rijkdom)
  45. de room is er af. (=er is weinig meer aan te verdienen)
  46. de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
  47. er werk van maken (=er mee aan de gang gaan)
  48. je lol wel opkunnen (=er niet mee kunnen lachen)
  49. uit het oog verliezen (=er niet meer aan denken)
  50. in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)

50 dialectgezegden bevatten `mee`

  1. ‘tsa nie gepast zijn (=daar ga je problemen mee hebben) (Kaprijks)
  2. ' t sloa mee / teeg' n (=het valt mee / tegen) (Waregems)
  3. ' t zo druk hemme ès de pan mee vastenoavend (=het ergens heel druk mee hebben) (Luyksgestels)
  4. a eesse mee (=hij is dronken) (Ninoofs)
  5. a-ge-r nie meej schreuwe most, dan most te-r meej laage (=als je er niet mee huilen moest, dan moest je er mee lachen) (Tilburgs)
  6. Aa schaart alles mee (=Hij neemt alles mee) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  7. aal wat de klok slagt (=het is er totaal vol mee) (Westerkwartiers)
  8. aanspraok höbbe (=iemand hebben om mee te praten) (Heitsers)
  9. aave leste frak is er ene zonder zakken (=bij uw overlijden krijg je geen goederen mee) (Ransts)
  10. achter oens piese ze der putses mee (=na ons dood doen de kinderen ons geld op) (Gents)
  11. ae kaen mee moeëte zèen'n noam zetten (=hij is laag opgeleid) (Wichels)
  12. ae kost / kon nie beet'ren mee staerven (=Hij zag er erg slecht uit) (Wichels)
  13. agge die op oew dak krijgt (=daar kun je beter geen onenigheid mee hebben) (Oudenbosch)
  14. ai trouwt mah je mee (=goed gedaan) (Zeeuws)
  15. Al mee al (=Alles bijeen genomen, alles wel beschouwd) (Zelzaats)
  16. al mee ne keer (=ineens, plotsklaps) (Aspers)
  17. Al op un ouwejaorsavend, toen sloogh dun bakker zun waif, al mee un ete knuppel de velle van eur laif, ut waif dat wou nie soreke, de knuppel, die wouw nie breken, de knuppen, die brek ut waif, da sprak, o, wa rara dingen zain dat. wa zullewe dun bak (=liedje met Oudjaar) (Hulsters (NL))
  18. allee jong! (=hou daar mee op!) (Hulsters (NL))
  19. Als ge het nie wit dan doede ut mee kit (=Als je het niet meer weet) (brabants)
  20. an d'naak aan (=der mee stoppen) (Knesselaars)
  21. aol mee ne kiejer (=plots, onverwacht) (bambrugs)
  22. aot jn êrte vermag (=als je er mee akkoord bent) (Kortemarks)
  23. as et nog lang doert, zal et rap gedon zin (=als ik er nerveus van word, stop ik er mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. As ge nen 'ond mee een 'oëken op ziet goa'der mee mee (=Je vertrouwt anderen te snel) (Wichels)
  25. as God bleeftj (=als God het goed vindt dat we dat nog mee mogen maken) (Heitsers)
  26. as je dr nou nie heul gouw mee uutscheit, dan krieg je een kets (=Ik waarschuw je) (Nijmeegs)
  27. as twie hun vechte um e bien, dan lup de 3de dermee hien (=als 2 honden vechten om een been, loopt de 3de er mee heen) (Rekems)
  28. aschaardallesmij (=hij neemt alles mee) (Antwerps)
  29. Asof de duvel er mee speult (=Of het zo moest zijn) (Giethoorns)
  30. aste ént bootsje zits, moeste métroeje (=je doet er beter aan door mee te werken) (Bilzers)
  31. astë koje trèn zit (=als er tegenslag mee gemoeid is) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. au die luijen beuten de duur. (=ga daar niet mee om) (Urkers)
  33. au es van za gat gieën mieëster (=hij weet niet waar hij mee bezig is) (Ninoofs)
  34. bajoe bajee (=ik ben het er helemaal mee eens) (Tielts)
  35. beetsen mee tekieër (=beetje bij beetje) (Kaprijks)
  36. Betoal'n mee gesloot'n buzz'n (=Ruilen met goederen of arbeid) (Harelbeeks)
  37. bie Buze spoten ze vroeher mee ruuk (=bij Buijze spoten ze vroeger met eau de cologne) (Zaamslags)
  38. Bin a mee bon djuü, wij es't toch meugelèk (=Lieve God, hoe is dat toch mogelijk) (Walshoutems)
  39. Blef eraf mee oe jatten, pollen (=Blijf eraf met je handen!) (Brabants )
  40. blijf doë mèt zen tengels vanaof (=hou je daar maar niet mee bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. blijf mèt zëne bebber ter tëssen aut (=bemoei er u niet mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. brengde ga wa secies mee (=breng even 1ons boerenmetworst mee.) (helmonds)
  43. d r zitte duive op ut dak (=kinderen die stiekem zitten mee te luisteren) (Oudenbosch)
  44. d'er gieën afdroaë mee ên (=er niks mee te maken hebben) (Kaprijks)
  45. d'er mee euj klakke noa sloan (=een gok wagen) (Zwevegems)
  46. d'er nie van gediend zijn (=er niet blij mee zijn) (Kaprijks)
  47. D'n dood is er nie mee gemoeid (=Het valt wel mee) (kerkdriels)
  48. d'r een voor mi raun (=een voor mee rijden 1. voor de gek houden – 2. hard aanpakken) (Meers)
  49. d'r es giën uis mee 't aug'n / aag'n (=je kan er niet mee samenwerken) (Wichels)
  50. d'r is gien koe bij uut stuur (=het nadeel valt reuze mee) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen