119 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `doe`
- er een schepje opdoen (=er nog wat aan toevoegen)
- er geen doekjes om winden (=de waarheid onverbloemd vertellen)
- er het zwijgen toe doen (=er niets over zeggen)
- er is geen doen aan (=hij is niet te overtuigen, niets kan helpen)
- er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
- er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
- ergens geen kwaad kunnen doen. (=een zeer positieve reputatie hebben ongeacht wat je doet)
- gaan doet komen (=als je ergens moeite voor doet komen dingen ook jouw kant op)
- geen mond open doen (=niets zeggen)
- geen twee missen voor hetzelfde geld doen (=niet tweemaal hetzelfde zeggen of doen)
- geen vlieg kwaad doen (=uitsluitend goede bedoelingen hebben, niemand tot last zijn)
- geliefdes kijven doet liefde bedrijven. (=na een ruzie tussen geliefden volgt liefde)
- gissen doet missen (=als je niet zeker bent van je zaak maar gokt, gaat het meestal fout)
- goed voorbeeld doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
- goed voordoen doet verkopen. (=presentatie is belangrijk als je iets wil verkopen)
- goed voorgaan doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
- goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
- het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
- het dunnetjes overdoen (=het nog een keertje op dezelfde manier herdoen)
- het in zijn broek doen (=in de broek plassen van schrik of van het lachen)
- het licht doen zien (=publiceren)
- het masker afdoen/afleggen/afnemen (=zijn ware gezicht tonen)
- het vossenvel aandoen (=op sluwe wijze iets willen bereiken)
- hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
- iemand iets aan de hand doen (=iemand een suggestie geven)
- iemand tekort doen (=iemand te weinig geven of begrijpen)
- iets de deur uit doen (=iets wegdoen)
- iets mannetje voor mannetje doen (=iets strikt volgens plan uitvoeren)
- iets uit de doeken doen (=iets uitleggen)
- iets van de hand doen (=iets weggeven of verkopen)
- iets voor de kat zijn viool doen (=iets voor niets doen)
- iets voor geen goud willen doen (=iets absoluut niet willen doen)
- iets voor Jan Joker doen (=moeite doen zonder enig resultaat of waardering)
- iets voor Jan Lul doen (=moeite doen zonder enig resultaat of waardering)
- in goede doen (=in goede vorm)
- in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
- je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
- je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
- je tegoed doen aan de vleespotten (=onterecht mee profiteren)
- je woord gestand doen (=doen wat iemand beloofd heeft)
- kallen is mallen maar doen is een ding (=je kan het beter doen dan er altijd maar over blijven praten)
- kwaad gezelschap doet dolen. (=vermijdt omgang met mensen die een negatieve invloed op je leven kunnen hebben)
- laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
- met man en macht iets doen (=iedereen werkt hard mee)
- moedoen voor Piet Snot (=zonder toegevoegde waarde en zonder erkenning deelnemen)
- nattevingerwerk zijn / Met de natte vinger doen (=onnauwkeurig, overhaast of zonder de geschikte methode of middelen uitgevoerd werk)
- nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
- om den brode doen (=alleen werken voor het geld en niet omdat het werk fijn/leuk is)
- op eigen houtje doen (=iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen)
- over iemand een boekje opendoen (=informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt)
393 betekenissen bevatten `doe`
- de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
- andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
- alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
- weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van iemand doorzien)
- je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
- zwijgen en denken zal niemand krenken. (=denk na voor je iets zegt wat pijn kan doen)
- je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
- een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
- moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
- schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
- voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (=doe het voorzichtig, dan komt er geen schade)
- haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, maar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
- rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
- rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
- de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
- te haaien en te draaien lopen (=doelloos ronddwalen)
- de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
- Oost-Indisch doof zijn (=doen alsof er niets gehoord wordt)
- iemand links laten liggen (=doen alsof iemand er niet is, niet bemoeien met iemand)
- je kop in het zand steken (=doen alsof iets (een probleem) er niet is)
- je ogen voor iets sluiten (=doen alsof iets er niet is)
- een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
- zwoerd achter je oren hebben. (=doen alsof je iets niet hoort.)
- doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
- je handen in onschuld wassen (=doen alsof men geen schuld heeft)
- je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
- uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
- het rijk alleen hebben (=doen en laten wat je wil)
- de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
- de ogen openen (=doen inzien)
- onder het oog brengen (=doen opmerken)
- de lever doen schudden (=doen schaterlachen)
- de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
- een beentje lichten (=doen struikelen (letterlijk of figuurlijk))
- met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
- woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)
- je woord gestand doen (=doen wat iemand beloofd heeft)
- in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
- met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel halen)
- er geen touw aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld)
- je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
- een proefballonnetje oplaten (=door het doen van een uitspraak de mening van anderen peilen)
- door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
- al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
- de gestage drup holt de steen (uit) (=door vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt)
- volle krop, dolle kop. (=dronken mensen doen gekke dingen)
- het wiel opnieuw uitvinden (=dubbel werk doen)
- gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen (=dwazen doen gekke dingen)
- dwazen en gekken schrijven hun namen op deuren en hekken (=dwazen doen gekke dingen)
- een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
50 dialectgezegden bevatten `doe`
- blijf doë mèt zen tengels vanaof (=hou je daar maar niet mee bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
- bloas nig zo hooge van de toorn (=doe maar normaal) (Twents)
- blüfste doë nau op knabbële! (=praat eens over iets anders!) (Munsterbilzen - Minsters)
- boe got chië henne, woa geis doe hin / haer? (=waar ga je heen) (Limburgs)
- Commandeer je hond en blaf zelluf (=Zeg commandeer mij niet en doe eens normaal) (Utrechts)
- da doe roar (=dat voelt gek aan) (Wichels)
- da doek drek (=dat doe ik zometeen) (Betuws)
- da kan bij ut kachelout (=doe dat maar weg) (Oudenbosch)
- da lapste mich nimei (=dat doe je me niet meer aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- da motte mar doen dan (=doe dat dan maar) (Bergs)
- Da ziede (gae) van 'ier (=Dat kun je op je vingers natellen (ook: dat doe ik gewoon niet)) (Wichels)
- daaj bémmelt gét aof (=doe loopt af) (Bilzers)
- daaj zit doë opte kop van de toffel (=ze staat er goed aangeschreven) (Munsterbilzen - Minsters)
- Daan zèt ich dech de kop tussen d'n oere! (=Dan doe ik je wat!) (limburgs)
- daar heb niets mee te maken -geen uitstaans (=doë hëbste geen affère mèt) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae èstër ook giën bij (=doe feest overal graag mee) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt zich doë fêrm èngedrêd (=zijn bedje is gespreid) (Bilzers)
- dae steet doë mér get te koekëloerë (=hij staat zomaar wat rond te kijken ipv te werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae ziet zen paere (=doe ziet af) (Bilzers)
- dan kom kzoea (=dan doe ik zo) (Zeeuws)
- daor staank nie om te springen (=dat doe ik liever niet) (Hulsters (NL))
- daor verdiende un plekske in dun emel mee (=daar doe je een goed werk mee) (Oudenbosch)
- das ën sjaun sjèttël mér doë lik niks op (=dat is een mooi wijf, maar ze kan niet eens fatsoenlijk eten bereiden) (Munsterbilzen - Minsters)
- das ook ë woëd van ne kilo (=daar doe je een zware uitspraak) (Munsterbilzen - Minsters)
- daste lol van me laeve (=daar doe ik het voor!) (Bilzers)
- dàt deed ik. (=doe maar, ga je gang!) (Westfries)
- Dat doek demee wel (=Dat doe ik zo wel) (Rijsoords)
- Dat don ich neet (=Dat doe ik niet) (Mechels (NL))
- dat dust d'r om (=dat doe jij expres) (Westerkwartiers)
- dat duun iech nooi (=dat doe ik niet graag) (Zichers)
- Dat höbs doe taege geine gek gezag (=Dat is niet aan dovemansoren gezegd) (Sittards)
- dat loat ik ien 't midd'n (=daar doe ik geen uitspraak over) (Westerkwartiers)
- dat steed nie èn mëne kattekismës (=aan verdachte zaken doe ik niet mee) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat zin nau geen toerë (=dat doe je toch niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
- daud goën geet vanzelf, alléén mér daste doë zoe stijf van wiës (=als je dood gaat, word je stijf) (Munsterbilzen - Minsters)
- de aoënhaager wènt en de broekësjijter stink (=doe zo maar verder en je zult wel zien waar je uitkomt !) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bès nauts te aad vër get bij te leire (=leren doe je tot je laatste dag) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bezieset tich mèr (=je doet maar, ik doe niet mee) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dé doewk drek (=dat doe ik straks) (Leissels)
- De EL komt erûit doe de déjr dicht want de EL komt er in. (=Er komt erg koude lucht naar binnen. doe de deur dicht, t wordt erg koud hier) (Volendams)
- de gebroje hinne valle nie autte loch (=doe maar wat voor je kost) (Munsterbilzen - Minsters)
- de gees nog baeter mèt zën fëmiele waandële, dan tërmèt te haandële (=doe nooit zaken voor je familie) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs ne mond zoe graut as nen ingëlse sliëtël, doë pas ook alles op ! (=jij gooit er alles zomaar uit, of het past of niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hoes tich nie te zjenieëre (=doe maar net of je thuis zijt) (Munsterbilzen - Minsters)
- de liegs bauste doë stees (=hoe kan je zweren zonder puisten te hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- de maajs ligge doë daud èn ' t sjaop (=het is daar armoe troef) (Bilzers)
- De macht van ' t volk doe nen osse kipn (kippen) . (=Samenwerken loont) (Evergems)
- de moes nie heiligër zin dan de paus (=doe maar gewoon, er zijn al gekken genoeg) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moettekes zitten èn de stal en de kaaver lopen iëveral (=het is niet omdat jij zegt dat het moet, dat ik het ook doe) (Munsterbilzen - Minsters)
- De pastere doe geen twie missen veur tjaalfste gaald (=Als men iets niet wil herhalen) (Lokers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen