307 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Ga`
- de barricades opGaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
- de bietenbrug opGaan (=falen, ten onder gaan, zwaar verliezen)
- de boer op Gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
- de bot kunnen Gallen (=een moeilijke taak aankunnen)
- de brede weg opGaan (=zondigen)
- de Breeveertien opGaan (=verkeerde dingen doen)
- de broek lappen en het Garen toegeven (=er veel verlies aan overhouden)
- de Gaande en komende man (=iedereen die komt opdagen)
- de Gal loopt over (=boos worden)
- de Ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
- de grote kaars Gaat uit (=de zon gaat onder)
- de haan en de vos hebben elkaar te Gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
- de kogel door de kerk laten Gaan (=de beslissing nemen)
- de kost Gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
- de kriebel in zijn Gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
- de kruik Gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
- de kruik Gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
- de kunst Gaat om brood (=een kunstenaar verdient moeizaam z`n brood)
- de liefde van een man Gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
- de natuur Gaat boven de leer (=men volgt eerder zijn karakter dan hetgeen men leert)
- de pastoor Gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
- de pijp uitGaan (=sterven)
- de rapen zijn Gaar (=er is een probleem waar direct iets aan gedaan moet worden)
- de rijzende/opGaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
- de siGaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
- de tijd Gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
- de vijl erover laten Gaan (=er de scherpe kantjes van afhalen)
- de visjes Gaan voeren (=zeeziek zijn en overgeven)
- de vogel over het touw laten Gaan. (=een kans niet benutten)
- de weg van alle vlees Gaan (=sterven)
- de wijde wereld inGaan/intrekken (=(onbezorgd) op reis vertrekken)
- die vlieger Gaat niet op (=die gedachte gaat niet lukken)
- dood Gaan we allemaal. (=gezegd als je iets ongezonds doet)
- door de bocht Gaan (=toegeven)
- door de knieën Gaan (=ergens met tegenzin mee akkoord gaan)
- door de ziel Gaan (=erg pijnlijk of verdrietig zijn)
- door een eiken plank kunnen zien als er een Gat in zit (=niet zo bijzonder zijn als je je voordoet)
- door het behang Gaan (=voor schut gezet worden)
- door het kluisGat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
- door het lint Gaan (=door woede je emoties niet (meer) onder controle kunnen houden)
- door merg en been Gaan (=hartverscheurend zijn)
- door merg en been Gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
- doorGaan tot het Gaatje (=doorzetten tot het einde is bereikt)
- een Garnaal heeft ook een hoofd (=schertsend gezegd van een kind dat koppig aan zijn mening vasthoudt)
- een Gat in de dag slapen (=lang doorslapen)
- een Gat in de lucht slaan (=een onnozele handeling doen)
- een Gat in de lucht springen (=ongeremd enthousiast zijn)
- een Gat in het dak krijgen (=niet erg slim zijn)
- een Gat in zijn hand hebben (=geld te gemakkelijk uitgeven)
- een geheugen als een Garnaal (=een zeer slecht geheugen hebben)
372 betekenissen bevatten `Ga`
- die molen maalt langzaam (=dat Gaat traag)
- dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet Gaan)
- daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet Gauw gebeuren)
- dat houdt me op de been (=dat zorgt ervoor dat ik door kan blijven Gaan; daardoor houd ik het vol)
- de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt Gauw vergeten)
- de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opGaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
- driemaal is scheepsrecht (=de derde keer zal je wel Gaan lukken)
- het kastje bij het muurtje laten blijven (=de dingen niet Gaan overdrijven)
- de admiraal heeft geschoten. (=de Gastheer heeft het sein gegeven te Gaan eten.)
- de gelegenheid bij de haren grijpen (=de kans niet laten voorbijGaan)
- de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes Gaan niet uit)
- over de rooie gaan (=de perken te buiten Gaan)
- als een spin in het web (=de persoon of orGanisatie waar alles om draait)
- met zijn talenten woekeren (=de persoonlijke mogelijkheden/Gaven goed gebruiken)
- ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen Garantie voor onaangename zaken)
- de degens kruisen (=de strijd aanGaan)
- het krijt ruimen (=de strijd opgeven, wegGaan)
- eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn Gauw vergeten als het goed afloopt)
- eb en vloed wachten op niemand (=de tijd Gaat gewoon door)
- tijd heeft vleugels en geen teugels. (=de tijd Gaat snel en is niet te beïnvloeden)
- de tijd kent geen genade (=de tijd Gaat sneller voorbij dan je denkt)
- dat is de hamvraag (=de vraag waar het om Gaat)
- de grote kaars gaat uit (=de zon Gaat onder)
- die vlieger gaat niet op (=die gedachte Gaat niet lukken)
- op til zijn (=dingen zijn op dit moment Gaande (met name veranderingen))
- om een luchtje gaan (=dood Gaan)
- het hoekje om gaan (=dood Gaan)
- de kraaienmars blazen (=dood Gaan)
- de tol aan de natuur betalen (=dood Gaan)
- Pietje de dood maait altijd. (=doodGaan is onvermijdelijk)
- tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodGaan is onvermijdelijk)
- reageren met de voeten (=door ergens weg te Gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
- een spaak in het wiel steken (=door iemands ingrijpen Gaat een plan van de ander niet door)
- alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de neGatieve dingen van je partner niet zien)
- voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, Gaan tere zaken langer mee)
- de draad oppakken (=doorGaan van de plaats waar je was gestopt)
- in het zakje blazen (=een ademtest onderGaan)
- voor paal/schut staan (=een blunder beGaan voor de ogen van anderen (en schamen))
- een slaapmutsje nemen (=een borreltje nemen voor het slapen Gaan)
- in de pen klimmen (=een brief Gaan schrijven)
- uit de heup schieten (=een discussie inGaan met een ongenuanceerde argumentatie)
- een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, beGaat men makkelijk weer)
- uit de boot vallen (=een eigen Gang Gaan)
- vechten tegen de bierkaai (=een gevecht aanGaan dat al bij voorbaat verloren is)
- het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om Gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
- een koopman een loopman. (=een goede verkoper Gaat bij zijn klanten langs)
- je in het hol van de leeuw wagen (=een groot risico nemen , rechtstreeks bij de vijand te rade Gaan)
- een bok schieten (=een grote fout beGaan of zich lelijk vergissen)
- op je bek gaan (=een grote fout maken; afGaan)
- een rib(be) uit iemands lijf (=een grote uitGave)
50 dialectgezegden bevatten `Ga`
- ' Ktrek eroat (=Ik Ga naar huis) (Hulshouts)
- aateréén geeste mich nog nimei kinne (=binnenkort Ga je me nog niet meer herkennen) (Munsterbilzen - Minsters)
- achgoatoghen (=ach, Ga toch heen) (Vechtdals)
- adjeu én de wénd vanaater (=tot ziens, het Ga je goed) (Bilzers)
- Agge da doe dan stomp ik u himmel noar den erdal! (=Indien u dat nogmaals uitvoert ben ik bang dat ik een pak slaag uit Ga delen.) (Tilburgs)
- al geise op diene kop staon (=al Ga je op je hoofd staan) (Venloos)
- alleej, haawdoe èn saluu (t) war! (=nou vooruit, het Ga je goed en tot ziens hè!) (Tilburgs)
- alleej, verèùt, aachterèùt. (=toe, vooruit, Ga achteruit.) (Tilburgs)
- Allei, cirkulei, d'eraf of 'k zet oe deroep! (=Vooruit, rij door, Ga van dat (voetpad), of ik zet je op de bon!) (Antwerps)
- as 't meurge wier tegesleut dan geun ich niemie! (=als het morgen weer tegenvalt Ga ik niet meer!) (Heusdens)
- as het raengert, doen vae waaj èn mestriech, vae loeêten het mér valle (=wat Ga je er aan doen, als het wil regenen, regent het maar) (Munsterbilzen - Minsters)
- As je niet maok dat je wegkompt/ Onder m'n ogen uit (stuk verdriet).. etc (=Onder m'n ogen uit / Ben je wel normaal / Ga weg:) (Utrechts)
- As je niet maok datje onder me oge uit komp/ as je niet maak dat je wegkomp (=Ga a.u.b. weg, ik word moe van je) (Utrechts)
- as roj moemette dich bezeeke, geeste dat goed viele (=een rode mierenbeet Ga je goed voelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ass'reerd'oi (=Ga moedig door) (Waregems)
- assek a nekke go vastskeiren e (=als ik je eens Ga vastpakken) (Liedekerks)
- ast meurege nie bieeteris gunich ne dendoktoer (=als het morgen niet beter Gaat, Ga ik naar de huisarts) (Heusdens)
- ast sitte wust Gaast maar naar leuwarden (=als je zitten wilt Ga je maar naar Leeuwarden (de gevangenis) ) (Harlingers)
- aste nie baute rooke kons, Gank dan mér baute rooke (=als je niet kan stoppen met roken, Ga je maar buiten roken) (Munsterbilzen - Minsters)
- au die luijen beuten de duur. (=Ga daar niet mee om) (Urkers)
- bau geeste hiën....ja, mën naos noë (=waar Ga je heen....ja, mijn neus achterna) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau trèkste opaon (=waar Ga je heen) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau vilt de rees (=waar Ga je heen) (Munsterbilzen - Minsters)
- begint doar moar oan, goat er moar oan stoan (=Ga er maar aan staan) (Wichels)
- Ben d'n bos in (=Ik Ga er eens vandoor) (Deinzes)
- Bo gèèste jenne? (=Waar Ga je heen?) (Zichers)
- bo geste jenne (=waar Ga je naar toe) (Vlijtingens)
- Bo giste heîr? (=Waar Ga je heen?) (Riemsts)
- boe geiste heer (=naar waar Ga je) (Neerharens)
- boe geiste hiene (=waar Ga je naartoe) (Bocholts)
- boe geiste naotow (=waar Ga je naartoe) (Neerharens)
- boe got chië henne, woa geis doe hin / haer? (=waar Ga je heen) (Limburgs)
- boe'w geiste heer (=waar Ga je naartoe) (Neerharens)
- bolletem aof--trappet aof (=Ga weg!) (Bilzers)
- braek mich te mond nie oëpe (=pas op als ik alles Ga vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
- brengde Ga wa secies mee (=breng even 1ons boerenmetworst mee.) (helmonds)
- bu geiste hiene? wo geisse (geis du) haer? (=waar Ga je naartoe?) (Limburgs)
- bug eiste huene (=waar Ga je heen) (limburgs)
- da Ga nie (=dat Gaat niet) (Eindhovens)
- Da Gaude bezuure (=Daar Ga je voor boeten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- da gon ich tech nie on zen naos hange (=dat Ga ik nog even geheim houden) (Bilzers)
- da gon ichteg és sjaun nie on zen naos hange (=dat Ga ik je mooi niet verklappen) (Bilzers)
- Da he'k joa Ga nie gedoan (=Dat heb ik helemaal niet gedaan) (Wehls)
- Da komde nie aon de weet (=daar Ga je nooit het fijne van weten) (Hoogstraats)
- Da-je niet òp Màrke gân kêike. (=Ga verkering zoeken (iemand die niet zo knap is)) (Volendams)
- daaj hits ès maajn daud (=ik Ga dood van die hitte) (Munsterbilzen - Minsters)
- Daar Ga je al (=Het moment waarop iemand Gaat) (Benschops)
- Dâluk goade tendjes spuuge (=Zodadelijk Ga ik je mollesteren) (Bosch)
- dan goi ik màh wàh (=ik Ga er vandoor hè) (Nederasselts)
- dan zal ich zë kontsje ins werm maoke (=dan Ga ik je tegen je billen geven) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen