Spreekwoorden met `taan`

Zoek


92 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `taan`

  1. aan de rand van het graf staan (=bijna dood zijn)
  2. aan het roer zitten/staan (=de leiding hebben)
  3. al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
  4. alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
  5. als aan de grond genageld staan (=perplex staan)
  6. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
  7. als jut voor de haakmand staan (=beteuterd, triest)
  8. bekend staan als de bonte hond met de blauwe staart (=berucht)
  9. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  10. boven aarde staan (=overleden zijn maar nog niet begraven)
  11. boven de wet staan (=niet gebonden zijn aan de wet)
  12. daar staan klompen (=tevergeefs wachten)
  13. de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
  14. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  15. de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
  16. de muts zich verkeerd staan (=een slecht humeur hebben)
  17. de toets  kunnen doorstaan (=alle antwoorden op vragen/problemen weten)
  18. de vuurproef doorstaan (=slagen in de moeilijke onderneming)
  19. een goed verstaander heeft maar een half woord nodig (=voor een goed verstaander is een kleine aanwijzing genoeg)
  20. een potje te vuur hebben staan (=iets onaangenaams te verwachten hebben)
  21. er met zijn neus bij staan (=er vlakbij staan)
  22. erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)
  23. erbij staan voor Jan met de korte achternaam (=geen zinvolle activiteit hebben)
  24. ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
  25. geen been hebben om op te staan (=geen enkele verantwoording kunnen geven)
  26. goed te boek staan (=een goede reputatie hebben)
  27. het is hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere belanden)
  28. het is onbestaanbaar. (=het zou niet mogen bestaan, het is een schande)
  29. hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere vallen)
  30. iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
  31. in de meuk staan (=laten weken om zacht te worden)
  32. in een goed blaadje staan (=bijzonder gewaardeerd worden)
  33. in een slechte reuk staan (=iemand die niet goed bekend staat)
  34. in het verdomboekje staan (=geen goed meer kunnen doen)
  35. in iemands schaduw staan (=niet opvallen omdat iemand anders meer opvalt)
  36. in iemands schoenen staan (=het lot van iemand anders ondergaan)
  37. in vuur en vlam staan (=erg opgewonden zijn / hevig branden)
  38. in zijn hemd laten staan (=voor schut laten staan)
  39. je mannetje kunnen staan (=zich goed kunnen verdedigen)
  40. kortaangebonden zijn (=snel boos zijn)
  41. liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
  42. lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
  43. met beide benen op de grond staan (=een realist zijn)
  44. met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)
  45. met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
  46. met een been in het graf staan (=bijna dood, ernstig ziek)
  47. met een rode letter aangetekend staan (=duidelijk vermeld , zodanig dat het zeker niet vergeten wordt)
  48. met een staand zeil (=driftig, boos)
  49. met één voet in het graf staan (=iemand gaat bijna dood)
  50. met een zwarte kool aangetekend staan (=ongunstig bekend staan)

59 betekenissen bevatten `taan`

  1. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  2. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  3. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  4. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  5. op kop staan (=aan de leiding staan)
  6. de derde streng houdt de kabel. (=alle goede dingen bestaan in drieën)
  7. geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
  8. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  9. haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
  10. te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
  11. op de been blijven (=blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden)
  12. je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
  13. daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
  14. koffen en smakken zijn waterbakken (=dat soort dingen kan veel doorstaan)
  15. in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
  16. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  17. gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  18. duizend doden sterven (=enorme angsten uitstaan)
  19. onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers (=er bestaan nu eenmaal merkwaardige mensen)
  20. erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)
  21. er met zijn neus bij staan (=er vlakbij staan)
  22. er zijn hoed voor afnemen (=er voor in bewondering staan)
  23. zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)
  24. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  25. van God los zijn (=gek zijn, boven de wet staan)
  26. iets zwart op wit hebben (=het op papier hebben staan)
  27. het is onbestaanbaar. (=het zou niet mogen bestaan, het is een schande)
  28. iemand uit bed lichten (=iemand `s nachts laten opstaan)
  29. iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
  30. ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
  31. iemands licht betimmeren (=in de weg staan - het licht benemen)
  32. een plaat voor je hoofd hebben (=kortzichtig zijn, niet open staan voor de omgeving)
  33. te kennen geven (=laten verstaan)
  34. op de achtergrond blijven (=niet in de schijnwerpers willen staan.)
  35. uit het lood (staan) (=niet recht of haaks staan)
  36. een bord voor de kop hebben (=niet voor andere zienswijzen openstaan)
  37. met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)
  38. voor de boeg hebben (=nog voor zich hebben, te wachten staan)
  39. pal staan (=onbeweeglijk stilstaan / niet twijfelen aan de eigen mening)
  40. op de voorgrond staan (=onder de aandacht staan)
  41. geen zitvlees hebben (=ongedurig zijn - steeds weer opstaan en rondlopen)
  42. met een zwarte kool aangetekend staan (=ongunstig bekend staan)
  43. de zeilen hijsen (=opstaan, vertrekken)
  44. de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
  45. als aan de grond genageld staan (=perplex staan)
  46. aan de lus hangen (=recht blijven staan in tram of bus)
  47. bij de pinken zijn (=snel dingen begrijpen, Handig en flink zijn, Vroeg opstaan)
  48. stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan ​​leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
  49. boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
  50. naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)

26 dialectgezegden bevatten `taan`

  1. aste geen taan hëbs, hoeste ze ook nie te poetse (=veel mensen zouden het fijn vinden als ze ook eens met hun mond vol tanden zouden staan) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. Bet mer op oer taan (=Bijt maar op uw tanden) (Stals)
  3. bijt nog effe op zen taan (=hou nog even vol) (Bilzers)
  4. daaj hèt hoeër opper taan (=zij kan haar mannetje te staan) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. de bès altijd zoe aad as zën haan, mér altijd adder dan zën taan (=je bent maar zou oud als je je zelf voelt) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. get mèt lang taan aete (doen) (=dat staat me niet fel aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. goo taan maoke vannen iëzël nog gee piëd (=omdat je veel geld hebt word je nog geen beter mens) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. hae loet zen taan és zien (=de tandarts was buiten schema en moest een tandje bijsteken) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. hae zètter zen taan èn (=de slager scherpt de messen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. ich bèn twei joeër adder as mën taan (=ik lijk alleen maar oud) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. ich bèn zoe aad as mën haan, mèr get adder as mën taan (=ik ben zo oud als mijn handen, maar wat ouder als mijn tanden) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. mèt lang taan - e lank gezich (=met tegenzin) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. mèt lang taan aete (=met tegengoesting eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. mèt zën taan sjervë (=de tanden tegen elkaar schuren) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. mèt zën taan sjêrvë (=met zijn tanden over elkaar schuren) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. mèt zene mond vol taan ston (=niets kunnen zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. Nou valle men taan oet! / Zèèk nou de stoaf oet! (=Nu breekt mijn klomp!) (Zichers)
  18. Op z'n taân joeke (=Op uw gezicht kloppen) (Riemsts)
  19. rap van taan ès rap van haan (=wie snel wil eten moet ook snel werken) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. viël hoër op zën taan hëbbe (=goed durven van zich af te spreken) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. viël hoêre op zën taan hëbbe (=repliek kunnen geven, zijn kaas niet laten afnemen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. zën taan get sjerpe (=zich hevig verzetten (met scherper taalgebruik) ) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. zen taan loëte zien (=niet alles wat hoorns heeft is een koe) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. zen taan lotte zien (=haar op zijn tanden hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. zen taan trèn zètte (=zich vastbijten) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. zën taan trop këpot bijte (=taai blijven) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen