55 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `koe`
- bederf geen pannenkoek om een ei (=op kleine dingen bezuinigen kan grotere gevolgen hebben)
- bijna is nog niet half en een koe is nog geen kalf (=iets bijna hebben is hetzelfde als iets helemaal niet hebben)
- dank je de koekoek (=mij niet gezien!)
- dat haal je de koekoek (=mij niet gezien!)
- dat is andere koek (=dat is heel iets anders)
- dat is een waarheid als een koe (=dat is overduidelijk waar)
- dat is lariekoek (=dat heeft iemand verzonnen)
- de boon van de koek gekregen hebben (=geluk gehad hebben)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)
- de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
- de koe trekt de melk op. (=je krijgt niet wat je verwachtte)
- de koe van de pastoor eet iedere dag mals gras (=wie trouw is aan machtige mensen, heeft een heerlijk leven)
- de koek is op (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
- de koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs. (=iedereen is anders)
- een adder aan zijn borst/boezem koesteren (=iets doen voor een ondankbaar iemand)
- een heilige koe (=iets waar je niet aan mag komen en zuinig op bent, voor sommige mensen is dat bijv. een auto)
- een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
- een waarheid als een koe (=iets totaal vanzelfsprekends)
- er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen halen)
- er is meer dan een koe die blaar/bles heet (=de mening van anderen telt ook)
- geen koe zo zwart of er zit wel een vlekje aan. (=niemand is perfect.)
- het hoofd koel houden (=kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen)
- het hooi is op en de koe is dood. (=het is een hopeloze zaak)
- het is als met de koeien van de Farao. (=er is geen goed aan te doen (De koeien van de Farao bleven mager))
- het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
- het is koek en ei tussen hen (=ze zijn zeer bevriend)
- het is niet koek en ei (=er ontbreekt iets aan de situatie)
- ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
- iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
- iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
- iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
- in andermans weide lopen de vetste koeien. (=bij een ander lijkt het altijd beter)
- in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
- je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
- je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
- klein is de rouwe, valt de oude koe dood. (=hoe ouder iemand sterft hoe minder het verdriet)
- koeien met gouden horens beloven (=het onmogelijke beloven)
- lieverkoekjes worden hier niet gebakken (=zin of geen zin, je moet het doen)
- mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
- men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
- op is de koek, en weg zijn de dubbeltjes (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
- oude koeien uit de sloot halen (=oude geschiedenissen terug ten tonele voeren)
- over koetjes en kalfjes praten (=over allerlei onbelangrijke dingen praten)
- twee koetsiers op één dak. (=beter is er maar één baas)
- uit de koets stappen (=overlijden)
- uit de koets vallen (=ontnuchterd worden)
- van achter de koeien/ploeg komen (=van boerenafkomst zijn)
- van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- van iets zoveel verstand hebben als een koe van saffraan eten (=ergens geen verstand van hebben)
2 betekenissen bevatten `koe`
- het is als met de koeien van de Farao. (=er is geen goed aan te doen (De koeien van de Farao bleven mager))
- een oogje op iemand hebben (=tedere, mogelijk verliefde, gevoelens voor iemand koesteren)
50 dialectgezegden bevatten `koe`
- 'as één kou de start oplicht, dan sjijte ze allemool. (='als één koe de staart oplicht, ...') (Genker)
- 'n koe in 'n haas hewwe gelaik nuwejaar. (=Haasten helpt hier niet.) (Zaans)
- A'j de koe niet kende, zo'j nie:t wette, woor 't kalf vandaan kump (=kinderen die helemaal niet op hun ouders lijken) (Barghs)
- A'j om t geald trouwd bint, he'j ne koo in n stal en n vearkn in berre! (=Als je om het geld bent getrouwd heb je een koe in de stal en een varken in bed.) (Twents)
- achterna kuj un koe in de kont kiek n (=achteraf is het gemakkelijk praten, ) (Klazienaveens)
- As een hond op een zieke koe (=Ergens tuk op zijn. Als een bok op een haverkist) (Giethoorns)
- as een koe de stat opstik, beginne ze ammël te bieze (=voorbeelden werken aanstekelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
- as ein koe zeiktj, stiktj de anger de stert op (=kuddegedrag: als iemand iets doet, volgt al snel de rest) (Heitsers)
- as ich te koe nie kaant, zoo ich nie wiëtë bau dat kaaf van aofkömstëg ès (=de appel valt niet ver van de boom) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste smërgës opstees mètte hinne, doër den daog wërks waajë piëd en dan soëvës mieg bès waaj nen hond...dan bèste heil ziëkër ne loempën iëzël of stoem koer (=als vroeg op staat, dan hard werkt om s'avond dood te zijn, dan schat ik dat je een ezel of lompe koe zijt) (Munsterbilzen - Minsters)
- d'r es miër dan iën koe die Bloar iët (=er is meer dan één hondje dat Fikkie heet) (Wichels)
- d'r is gien koe bij uut stuur (=het nadeel valt reuze mee) (Westerkwartiers)
- Daddis koë daug (=Dat is zwaar (werk)) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- dae ’t langst laeftj haet ’t hieël, de koe mèt de besebaandj (=degene die overblijft, krijgt alles) (Heitsers)
- dae geuftj wie ein vorse koe (=hij is royaal; hij geeft z’n geld makkelijk weg) (Heitsers)
- dae haet Beul en Maarhees, de koe mèt de besebaantj (=hij heeft alles (bijv. iemand die alle troefkaarten heeft)) (Heitsers)
- dae kan geen naut zoe graut as een koe laeze (=hij kent niets van muziek) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kintj dao zoeëväöl van, as ein koe van deig traeje (=hij kan er niks van (vroeger werd zwaar deeg (rogge) met de voet gemengd)) (Heitsers)
- dae lachtj nog neet al zuut d’r ein koe in ein kersjet (=hij is niet snel aan het lachen te krijgen) (Heitsers)
- Daír ôor ik je, zaa de dôove (=Dat is een waarheid als een koe) (Volendams)
- dao is gein koe mèt gemeudj (=dat is geen zware tegenslag) (Heitsers)
- daor is gèn koe ân kapot (=dat is geen ramp) (Genneps)
- dassën koe te graut (=dat is veel te groot) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat es een koë toeng (=dat is iemand die roddelt) (Rotselaars)
- dat kump ziëker aut te K..t van een koe (=dat hemd is verfrommeld) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat steet as ne poeël boëve watter (=dat is een waarheid als een koe) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bekieks mich nog erger dan ën koe wo noë den traajn kiek (=bekijk me zo niet alsof je me niet gelooft) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hoês geen heil koe te kope aste on e glaos mëlk genoeg hëbs (=haal je niet zomaar een vrouw in huis) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hoes geen mëlk te gaeve, vër ën koe te zin (=aan het uiterlijk zie je niet steeds of iemand slim of dom is.) (Munsterbilzen - Minsters)
- De ien mag de koe strelen en de ander mag nie over 't hek kijken. (=Mensen worden verschillend behandeld.) (brabants)
- De ko geit kauve (=De koe moet baren) (Steins)
- de koe bij de hoor'ns pakk'n (=de zaak echt aanpakken) (Westerkwartiers)
- de koe bij de hoorns pakk'n (=kordaat optreden) (Westerkwartiers)
- De koe in de konte kieken (=Achterom kijken heeft geen zin) (Giethoorns)
- de koe méttet kaaf kope (=trouwen met een vrouw die al moeder is) (Munsterbilzen - Minsters)
- de koe staot droîge (=de melk is op) (kortemarks)
- de koe steet dreig (=giet nog eens vol) (Munsterbilzen - Minsters)
- de koe stuuetj dich (=werd gezegd als iemand te dik de boter op de boterham smeerde) (Heitsers)
- de koeh wordt melk (=de koe moet kalven) (Epers)
- de koei lupte en ze viel um (=de koe liep en ze viel) (Brabants)
- de koei zit vol (=de koe is zwanger) (Melseels)
- de kons nauts wiëte waaj-en koe nen haos vink (=er kan altijd een toevalletje komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kons nauts wiëte waajën koe nen haos vink (=er kan altijd iets onvoorzien gebeuren) (Munsterbilzen - Minsters)
- de koo of de geit òmtúúre (tuieren aan een paal) (=de koe of de geit verplaatsen naar een ander gedeelte van de weide) (Steins)
- De kow geit kaave (=De koe moet baren) (Nuths)
- de latste koe doet portje toe (=de laatste doet de deur dicht) (Kortemarks)
- De leste koe dot 't ekke toe (=Wie het laatst de deur uit gaat die doet de deur dicht) (Giethoorns)
- De leste koe dot 't ekke toe (=Wie het laatst de deur uit gaat, die doet hem dicht) (Giethoorns)
- de lócht is aan ‘t ujere (=er komt regen aan (ujere: wanneer de uier van een koe vol begint te raken, voordat de koe gekalfd heeft)) (Heitsers)
- de wieës mér nauts waaj een koe nen haos vink ! (=wie niet waagt, niet wint) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen