105 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `har`
- aan de scharrel zijn (=verkeren zonder verloofd of getrouwd te zijn)
- alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
- als haringen in een ton zitten (=zich erg dicht op elkaar bevinden)
- beter hard geblazen dan de mond gebrand (=het is beter dat men zich inspant dan dat er door slordigheid of luiheid iets fout gaat)
- bitter in de mond maakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
- daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
- daar wordt niet hard op gebikt. (=met tegenzin eten.)
- de degen/harnas aangespen (=zich op de strijd voorbereiden)
- de gelegenheid bij de haren grijpen (=de kans niet laten voorbijgaan)
- de hand over zijn hart strijken (=voor één keer toestaan)
- de haren ten berge (doen) rijzen (=ergens erg van (doen) schrikken)
- de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
- de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
- de haring braden om de hom of kuit (=iets opofferen om een kleinigheid)
- de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
- de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
- de haringvijver (=de Noordzee)
- de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
- die haring braadt niet (=dat (meestal geniepige) plannetje schijnt niet te lukken)
- een goed hart is goud waard (=je treft niet snel meer mensen met een goed karakter)
- een goed hart toedragen (=goed kunnen verdragen)
- een gouden hart hebben (=heel aardig/lief zijn)
- een hard gelag zijn (=iets is moeilijk te dragen)
- een hard hoofd in iets hebben (=er geen oplossing in zien)
- een harde dobber (zijn/worden) (=niet gemakkelijk (zijn/worden))
- een harde huid hebben (=veel kunnen verdragen)
- een harde knoest heeft een scherpe bijl nodig (=een slechte gewoonte is moeilijk te verdringen)
- een harde nek hebben (=erg onbuigzaam zijn)
- een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
- een hardloper van luie Kees (=een treuzelaar)
- een hark zonder steel (=iets waardeloos)
- een hart van goud hebben (=zeer vriendelijk en behulpzaam zijn.)
- een hart van steen hebben (=geen medelijden met anderen hebben)
- een hartje zonder zorg (=een zorgeloos iemand)
- een klein hartje hebben (=weinig durven/gauw bang zijn)
- een pak van het hart (=een grote opluchting)
- een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken (=mensen veranderen zelden echt)
- elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
- elkaar in de haren vliegen (=ruzie maken)
- er haring of kuit van willen hebben (=precies willen weten hoe het in elkaar steekt)
- geen haring zo mager of men braadt er vet uit. (=zelfs uit iets kleins of ogenschijnlijk onbelangrijks valt wel iets waardevols te halen.)
- geen hart in het lijf hebben (=geen greintje medelijden kennen)
- glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
- gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt (=sommige dingen hebben tijd nodig)
- grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
- hard tegen hard gaan (=niemand die wil toevoegen en er beide voor gaan om te winnen)
- harde noten kraken (=moeilijke tijden moeten doormaken)
- hardlopers zijn doodlopers (=wie te snel begint, haalt misschien het einde niet)
- haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
- haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
46 betekenissen bevatten `har`
- zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
- grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
- je bent om op te eten (met boter en suiker). (=beeldig, snoezig, hartveroverend, snoeperig.)
- daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
- een muur van onbegrip (=een hardnekkig gebrek aan begrip)
- het land hebben aan iets/iemand (=een hartgrondige afkeer hebben)
- het is monnikenwerk (=een saaie, harde, langdurige taak)
- het vuur uit de sloffen lopen (=een uiterste inspanning leveren door hard te lopen)
- een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
- eruit zien of men een paal ingeslikt heeft (=er erg stijf, harkerig uitzien)
- arbeiden als een galeislaaf (=erg hard werken)
- met open armen ontvangen (=erg hartelijk ontvangen worden)
- geld verzoet de arbeid (=geld dat je krijgt maakt het harde vervelende werk weer goed)
- het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
- zuur verdiende centen. (=geld waarvoor hard is gewerkt.)
- zo komt het luie zweet eruit (=gezegd van iemand die hard werkt)
- poot-aan spelen (=hard doorwerken (om op tijd te zijn))
- je een bult lachen (=hard lachen)
- geen voetbreed wijken (=hard op zijn standpunt blijven)
- een keel opzetten (=hard schreeuwen)
- de sokken erin zetten (=hard weglopen)
- werken als een paard. (=hard werken)
- werken als een molenpaard (=hard werken)
- wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
- een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
- haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
- door merg en been gaan (=hartverscheurend zijn)
- liegen of/dat het gedrukt staat (=heel erg hard liegen)
- zo hard als een spijker (=heel hard)
- schreeuwen of men levend gevild wordt (=heel hard schreeuwen)
- steen en been vriezen. (=heel hard vriezen (alles wordt zo hard als steen en botten))
- je het apelazarus werken (=heel hard werken)
- het regent pijpenstelen (=het regent heel hard)
- ieder bakt zijn koek zoals hij hem eten wil. (=iedereen behartigt zijn zaken, op een manier zoals hij dat zelf wil.)
- met man en macht iets doen (=iedereen werkt hard mee)
- iemand een hengst verkopen. (=iemand een harde klap geven)
- een zware bevalling. (=iets waar je hard voor moet werken)
- haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
- je hebt luxe paarden en werkpaarden (=niet iedereen heeft dezelfde positie, de een moet harder of zwaarder werken dan de ander)
- arbeid adelt (=van hard te werken word je een nobeler/beter mens)
- ex animo (=van harte)
- hoe groter geest hoe groter beest (=wel verstandig, maar daarom niet goedhartig)
- werken als een paard (=zeer hard werken)
- ruwe bolster, blanke pit (=ziet er sterk uit, maar heeft een goed hart)
- lege vaten klinken het holst (=zij die er niets over weten, roepen het hardst)
- blaffende honden bijten niet (=zij die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk)
3 dialectgezegden bevatten `har`
- Dat komp an de wortel (=Als het har regent, het komt hard aan) (Giethoorns)
- hee har der nooit wat met te doon (=hij had er nooit last mee) (Twents)
- ik har nog leewer at mie nun beer grip (=ik werd nog liever gegrepen door een beer) (Twents)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen