Spreekwoorden met `ang`

Zoek


191 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ang`

  1. aan de latten hangen (=ermee ophouden - bijna bankroet zijn)
  2. aan de lus hangen (=recht blijven staan in tram of bus)
  3. aan de pan blijven hangen/kleven (=zich om bestwil ergens mee bemoeien maar er slecht afkomen)
  4. aan de schors blijven hangen (=iemand of iets alleen op het uiterlijk beoordelen)
  5. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  6. aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
  7. aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
  8. aan het klokzeel hangen (=bekend maken)
  9. aan het langste eind trekken (=in de voordeligste positie zijn)
  10. aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  11. aan iets blijven hangen (=ergens verstrikt in raken, ermee bezig blijven)
  12. aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
  13. aan zijn neus hangen (=hem inlichten)
  14. al lang en breed (=al lange tijd)
  15. alle molens vangen wind. (=iedereen die meedoet zal een deel van de opbrengst opeisen)
  16. als een tang op een varken passen/sluiten (=niet bij elkaar passen)
  17. als een tang op een varken slaan (=iets heeft totaal niets met een besproken onderwerp te maken)
  18. als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
  19. als los zand aan elkaar hangen (=zonder enige samenhang)
  20. angst is een slechte raadgever (=laat je niet leiden door angst. / Emoties zijn gevaarlijk)
  21. bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
  22. bang zijn voor zijn eigen schaduw (=overdreven bang zijn)
  23. bang zijn zich aan koud water te branden (=erg voorzichtig zijn)
  24. barbertje moet hangen (=ongeacht of iemand schuldig is moet die gestraft worden)
  25. bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
  26. bot vangen (=ernaast pakken, het niet krijgen)
  27. boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
  28. daar hangt de po uit (=het is niet zoals het zou moeten zijn)
  29. daar hangt de schaar uit (=men is daar niet te vertrouwen)
  30. daar hangt het mes uit (=men durft daar een grote uitdaging aan te gaan)
  31. dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  32. dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
  33. dat slaat als een knots op een kangoeroe (=dat choqueert je)
  34. dat slaat als een tang op een varken (=dat slaat nergens op)
  35. de beest spelen/uithangen (=zich onbeschoft gedragen)
  36. de bordjes zijn verhangen (=de omstandigheden zijn veranderd)
  37. de broodkorf hoger hangen. (=bezuinigen)
  38. de bui zien hangen (=een ongunstige situatie aanvoelen voordat deze zich daadwerkelijk voordoet)
  39. de degen/harnas aangespen (=zich op de strijd voorbereiden)
  40. de druiven hangen te hoog (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
  41. de eerste stoot opvangen (=de eerste problemen opvangen)
  42. de fiets aan de haak hangen (=stoppen met wielrennen)
  43. de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
  44. de grote jan uithangen (=je groot voordoen)
  45. de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
  46. de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
  47. de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
  48. de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
  49. de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
  50. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)

260 betekenissen bevatten `ang`

  1. het oor strelen (=aangenaam in de oren klinken)
  2. sinds mensenheugenis (=al lange tijd)
  3. sinds jaar en dag (=al lange tijd)
  4. al lang en breed (=al lange tijd)
  5. kunnen lezen en schrijven (=al lange tijd goede diensten bewezen hebben)
  6. het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
  7. de Mammon dienen (=alleen maar belangstelling hebben voor geld)
  8. het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt)
  9. eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  10. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  11. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  12. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  13. oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
  14. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  15. in de naad zitten (=bang zijn)
  16. in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
  17. keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
  18. gewicht hechten aan (=belang hechten aan)
  19. van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
  20. wie hoog klimt kan laag vallen (=belangrijke zaken snel kwijt raken door kleine dingen)
  21. op je achterste zolder jagen (=beledigen, bang maken)
  22. de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
  23. iemands rechterhand zijn (=de belangrijkste assistent zijn)
  24. het beste paard van stal (=de belangrijkste persoon in het gezelschap)
  25. de eerste stoot opvangen (=de eerste problemen opvangen)
  26. ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
  27. door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
  28. de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
  29. de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
  30. ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
  31. de degens kruisen (=de strijd aangaan)
  32. moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
  33. in goede aarde vallen (=door de ontvanger goed ontvangen worden)
  34. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
  35. de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
  36. voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  37. de oren wassen (=duchtig ervan langs geven, de waarheid zeggen)
  38. leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
  39. hazenvlees gegeten hebben (=een bangerik zijn)
  40. het beste paard van stal vergeten. (=een belangrijk persoon over het hoofd zien)
  41. een uiltje knappen (=een dutje doen (zogenaamd een vlinder vangen))
  42. uit de boot vallen (=een eigen gang gaan)
  43. onder het mes zitten (=een examen hebben, in angstige omstandigheden zitten)
  44. vechten tegen de bierkaai (=een gevecht aangaan dat al bij voorbaat verloren is)
  45. een koopman een loopman. (=een goede verkoper gaat bij zijn klanten langs)
  46. een taling uitzenden om een eendvogel te vangen (=een kleinigheid opofferen om iets belangrijks terug te krijgen)
  47. de bom is gebarsten (=een langdurige spanning of conflict is tot een uitbarsting gekomen)
  48. de lange weg maakt een moede man (=een langdurige ziekte leidt tot uitputting)
  49. een lijk in de kast (=een onaangename erfenis)
  50. het sop is de kool niet waard (=een onderwerp is te onbelangrijk om er aandacht aan te geven)

5 dialectgezegden bevatten `ang`

  1. 't ang mijn voet'n uit (='t steekt mij tegen) (Zeels)
  2. 't ang nie onieën wattem zeid (=het houdt geen steek wat hij zegt) (Meers)
  3. dad ang min keel uit (=dat verveelt mij) (Sint-Niklaas)
  4. è ang mè zèn tremen uit 't bedden (=zijn benen hangen uit het bed) (Sint-Niklaas)
  5. ie ang hoed tennen de viengers (=iemand beu zijn) (Zeeuws)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen