het ticket

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈtɪkət]
Afbreekpatroon:	tic·ket
Verbuigingen:	tickets (meerv.)

toegangskaartje of reisbiljet voor het vliegtuig of de boot

Voorbeeld:	`tickets online bestellen`
Synoniem:	kaartje

entreebiljet   kaart   kaartje   plaatsbewijs   toegangsbewijs   

• Let op: Spelling van 1858 Eng., een stembriefje; ook een toegangskaartje
• 1) Toegangskaartje 2) Toegangskaart 3) Toegangsbewijs 4) Vliegbiljet 5) Passagebiljet 6) Bewijs van toegang 7) Entreebiljet 8) Entreekaart 9) Plaatsbewijs 10) Reisbiljet 11) Plaatskaart 12) Biljet 13) Kaartje om te vliegen 14) Kaartje 15) Kaart
• Algemeen bewijs van recht op toegang-deelname, ook plaatsbewijs. In de luchtvaart vliegbiljet. Zie ook two-four flight ticket, conjunction ticket, open ticket en geldigheidsduur. In de scheepvaart passagebiljet. Bij de spoorwegen reisbiljet, kaartje
• Een ticket is een toegangsbewijs, kaartje. [basiswoordenlijst groep 8]
• kaartje

Toon uitgebreidere definities

• ticketprijs

• vliegticket• retourticket• entreeticket• e-ticket• duoticket• dagticket

ticket (kaartje)

Als een van de delen een Engelse woordgroep is, die bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord, schrijf je dit woord dan aan elkaar? Zie firstclassticket / first class ticket

Is het 'de ticket' of 'het ticket'?

Het is 'het ticket', want ticket is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat ticket'.

Wat is het meervoud van ticket?

Het meervoud van ticket is 'tickets'. Eén ticket, twee tickets.

Wat betekent ticket?

'toegangskaartje of reisbiljet voor het vliegtuig of de boot'

Hoe spel je ticket?

ticket spel je T I C K E T

Wat is een ander woord voor ticket?

Andere woorden voor ticket zijn entreebiljet, kaart, kaartje, plaatsbewijs en toegangsbewijs.

Zoek ticket op Woordenlijst.org
Zoek ticket op Google
Zoek ticket op Wikipedia