het paswoord

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ['pɑswort]
Afbreekpatroon:  pas·woord
Verbuigingen:  paswoorden (meerv.)

codewoord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt
Voorbeelden:  `paswoord is een malle vernederlandsing van het Engelse 'password'.`,
`Als je echt veilig wilt internetten moet je regelmatig je paswoord veranderen.`
Synoniemen:  wachtwoord, password


Taaladvies
  1. Wat is correct: paswoord, wachtwoord of password? Zie Paswoord / password / wachtwoord
  2. Is password een algemeen geaccepteerd anglicisme voor paswoord? Zie password / paswoord


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de paswoord' of 'het paswoord'?
Het is 'het paswoord', want paswoord is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat paswoord'.
Wat is het meervoud van paswoord?
Het meervoud van paswoord is 'paswoorden'. Eén paswoord, twee paswoorden.
Wat betekent paswoord?
'codewoord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt'
Hoe spel je paswoord?
paswoord spel je P A S W O O R D

Op andere websites
Zoek paswoord op Woordenlijst.org
Zoek paswoord op Google
Zoek paswoord op Wikipedia