de kaars

zelfst.naamw. (m./v.)

Uitspraak:	[kars]
Verbuigingen:	kaarsen (meerv.)

staaf van brandbaar materiaal met een lont om aan te steken

Voorbeeld:	`bij het eten brandende kaarsen op tafel zetten`
een kaarsje banden voor iemand	((in de katholieke kerk) voor iemand bidden en daarbij een kaars aansteken)

toorts   

• wat baten kaars of bril, als de uil niet zien en wil. (=gezegd als een koppig iemand advies of hulp negeert)
• wat baten kaars en bril als de uil niet zien en lezen wil (=het is vruchteloos iemand te willen voorlichten als hij dat niet wil)
• je kaars aan twee kanten branden (=zijn krachten of mogelijkheden al te vroeg verspillen)
• iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
• geen zo kleine sant of hij wil zijn kaars hebben (=ook de mindere machten moet men gunstig stemmen)
Toon alle 8 spreekwoorden die kaars bevatten

Hoe kun je met kaars een ander begrip versterken?
kaarsrecht; recht als een kaars;

• Basisfiguur van de candlestick analyse. Een witte kaars geeft een stijging aan van de openkoers naar de slotkoers, een zwarte kaars duidt op een daling. Zie verder bij candlestick analyse voor een verdere uitleg. ( > beleggen > analyse > technisch > candlesticks)
• ronde staaf van was, met pit van katoen vb: als het donker is gaan de kaarsen aan zo recht als een kaars [heel recht] zo iemand moet je met een kaarsje zoeken [kun je moeilijk vinden]
• [Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Een -) (Bargoens), een eind weegs.
• 1) Verlichtingsmiddel 2) Eenheid van licht 3) Warme verlichting 4) Eenheid van lichtsterkte 5) Eenheid van meten van lichtsterkte 6) Eenheid voor het meten van lichtsterkte 7) Vlammend ornament 8) Romantisch licht 9) Bougie 10) Verlichting 11) Lichtgevende staaf 12) Lichtje 13) Lichtje met sfeer 14) Verlichti...
• 1> inrichting waarmee men de verbrandingsruimte van een motor kan verwarmen. Verkorting van gloeikaars. 2> soms als synoniem voor lonthouder, maar soms ook als synoniem voor startlontje gebruikt.

Toon uitgebreidere definities

• kaarsendover• kaarsenstandaard• kaarsfilter• kaarslantaarn• kaarslicht• kaarsrecht• kaarsroet• kaarsvet• kaarsvlam

• waskaars• votiefkaars• vetkaars• stearinekaars• sabbatkaars• paaskaars• normaalkaars• nachtkaars• kerstkaars• hefnerkaars• geurkaars• filterkaars• doopkaars• blikaars• adventskaars

kaars (staaf van was om een pit)

1. (de kaars, ik heb - uitgeblazen) Wat is de juiste voorwerpsvorm van het persoonlijke voornaamwoord om naar het woord kaars te verwijzen? Ik heb ze uitgeblazen, Ik heb haar uitgeblazen of Ik heb hem uitgeblazen? Zie Haar / ze / hem
2. Waarom is het meervoud van kaars kaarsen, met een s, en dat van laars laarzen, met een z? Zie Kaarsen, laarzen

Is het 'de kaars' of 'het kaars'?

Het is 'de kaars', want kaars is mannelijk en vrouwelijk. Als je het aanwijst is het 'die kaars'.

Wat is het meervoud van kaars?

Het meervoud van kaars is 'kaarsen'. Eén kaars, twee kaarsen.

Wat betekent kaars?

'staaf van brandbaar materiaal met een lont om aan te steken'

Hoe spel je kaars?

kaars spel je K A A R S

Wat is een ander woord voor kaars?

Een ander woord kaars is toorts.

Zoek kaars op Woordenlijst.org
Zoek kaars op Google
Zoek kaars op Wikipedia