de haak
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [hak] |
| Verbuigingen: | haken (meerv.) |
1) gebogen stuk metaal om iets aan op te hangen of vast te maken | Voorbeelden: | `een schilderij aan een haak in de muur ophangen`, `trekhaak` | |
| op een haakje zetten | ((een openstaande deur of raam) vastzetten met een metalen stokje) |
| (iemand) aan de haak slaan | (een partner bemachtigen) |
| Daar zitten veel haken en ogen aan. | (dat is lastiger dan je zou denken) |
2) | niet in de haak zijn | (niet in orde zijn) `Dat hypotheekadvies is niet in de haak.` Synoniem: niet kloppen |
Synoniemen
accolade ophanghaak tekenhaak trekhaak Spreekwoorden en zegswijzen
• niet in de
haak zijn
(=er klopt iets niet)• de fiets aan de
haak hangen
(=stoppen met wielrennen)• aan de
haak slaan
(=te pakken krijgen)Naar de spreekwoorden23 definities op Encyclo
- Uit `De lagere vaktalen: De spinners-en weverstaal` 1914 dikken ijzerdraad bevestigd aan het uiteinde der opperlà, die langsonder de klink(e) of du(w)er draagt.
- Uit `De lagere vaktalen: De stroodekkerstaal.` 1914 ijzer waar men de dekkerspeerden meê aan 't dak vasthecht.
- Uit `De lagere vaktalen: Taal van kuipers, klompenmakers en kurkensnijders` 1914 soort van mes, gekruld lijk een haak, zittende in 'nen langen steel, waar men den hiel, langs binnen in den kloef mee schoon maakt. Ziet verder uitdraaien.
- Uit `De lagere vaktalen: Taal van post-, telegraaf- en telefoonpersoneel` 1914 de telefoon van den haak afnemen.
- Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 werktuig bestaande uit twee dunne, aan elkander verbonden houten of ijzeren bladen, dat dient om aan te duiden volgens welke lijn een stuk hout moet bewerkt worden, winkelhaak.
Toon uitgebreidere definitiesDeze woorden beginnen met haak:
•
haakaas•
haakanker•
haakblok•
haakbus•
haakje•
haakjes•
haakkruis•
haaknaald•
haaknagel•
haakneus•
haakoog•
haakpen•
haakploeg•
haaks•
Haaksbergen•
haakse slijper•
haaksnavel•
haakvormig•
haakwerkDeze woorden eindigen op haak:
•
punthaak•
schaak•
trekhaak•
vishaak•
winkelhaak•
zwaaihaak•
zethaak•
wondhaak•
windhaak•
weerhaak•
weeghaak•
vleeshaak•
veterhaak•
simplexhaak•
roerhaak•
puthaak•
plaathaak•
pikhaak•
nestelhaak•
musketonhaakHerkomst volgens etymologiebank.nl
haak (aan het uiteinde omgebogen voorwerp)Taaladvies
Waar komt de uitdrukking
niet in de haak zijn vandaan?
Zie Niet in de haak zijnVraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de haak' of 'het haak'?
Het is 'de haak', want haak is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die haak'.
Wat is het meervoud van haak?
Het meervoud van haak is 'haken'. Eén haak, twee haken.
Wat betekent haak?
'gebogen stuk metaal om iets aan op te hangen of vast te maken' en ''
Hoe spel je haak?
haak spel je H A A K
Wat is een ander woord voor haak?
Andere woorden voor haak zijn accolade, ophanghaak, tekenhaak en trekhaak.Op andere websites
Zoek
haak op Woordenlijst.org
Zoek
haak op Google
Zoek
haak op Wikipedia