domineren

werkw.
Uitspraak:  [domiˈnerə(n)]
Afbreekpatroon:  do·mi·ne·ren
Vervoegingen:  domineerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gedomineerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

meer invloed of macht hebben dan de rest
Voorbeelden:  `Ouderen domineren de automarkt.`,
`Die buitenlandse club domineert de wedstrijd.`
Synoniem:  overheersen


Synoniemen
beheersen   de overhand hebben   heersen   overheersen   

8 definities op Encyclo
  • [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Domineren``] Zie Beheerschen
  • • [ov] het meest nadrukkelijk op de voorgrond treden.
  • de meeste macht of invloed hebben vb: de smaak van gember domineert in dit gerecht Synoniem: overheersen
  • Let op: Spelling van 1858 heerschen, den baas spelen, vooruitkomen, overtreffen. Dominica, (te weten diës), de dag des Heeren, Zondag; dominica in albis, de eerste Zondag, die op Paschen volgt. Domino, maskeradekleeding, of mantel
  • 1) Beheersen 2) Bestrijken 3) Meest op de voorgrond treden 4) Heersen 5) Overzien 6) Boventoon voeren 7) Overvleugelen 8) Overheersen 9) De baas spelen 10) De boventoon voeren 11) Kaartspel 12) Opvallen
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
domineren (overheersen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van domineren?
De verleden tijd van domineren is 'domineerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gedomineerd'.
Wat betekent domineren?
'meer invloed of macht hebben dan de rest'
Hoe spel je domineren?
domineren spel je D O M I N E R E N
Wat is een ander woord voor domineren?
Andere woorden voor domineren zijn beheersen, de overhand hebben, heersen en overheersen.

Op andere websites
Zoek domineren op Woordenlijst.org
Zoek domineren op Google
Zoek domineren op Wikipedia