de dienst

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[dinst]
Verbuigingen:	diensten (meerv.)

1) keer dat je iemand helpt

Voorbeelden:

`Je bewijst een blinde vrouw een dienst als je haar helpt met oversteken.`, `Een automatiseringsbedrijf verleent betaalde diensten aan andere bedrijven om de computers goed te laten werken.`

2) afdeling met een eigen takenpakket

Voorbeelden:

`De technische dienst komt alles repareren.`, `geneeskundige dienst`

3) tijd dat je werkt

Voorbeelden:	`Als mijn dienst is afgelopen, ga ik naar huis om te eten.`, `nachtdienst`, `datum van indiensttreding`
iemand in dienst nemen	(iemand aannemen als werknemer)
de dienst uitmaken	(de baas zijn) `Ik maak hier de dienst uit.`

4) tijd dat een soldaat in het leger is ^defensie

Voorbeeld:

`in militaire dienst zijn`

afdeling   betrekking   dienstplicht   eredienst   gedienstigheid   godsdienstoefening   gunst   instituut   kerkdienst   kerkviering   krijgsdienst   mis   service   voorkomendheid   

• de ene dienst is de andere waard (=wanneer iemand helpt, doet men graag iets terug)
• de dienst uitmaken (=vertellen wat er gebeuren moet)
Naar de spreekwoorden

• Uit `De lagere vaktalen: Taal van post-, telegraaf- en telefoonpersoneel` 1914 binnenlandsche, buitenlandsche, locale, interlocale, internationale, Zondagsdienst. Doorloopende dagdienst, uitgebreide dagdienst. Diensturen, dienstreglement.
• [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Dienst``] Militaire dienst. Men onderscheidt de D. te velde en de D. in vredestijd. Onder inwendige dienst verstaat men alle dienstpligten der verschillende rangen en van den gewonen soldaat, die betrekking hebben op de regelmatigheid en de doelmatigheid van het bestuur,...
• [I] (Surinaams-Nederlands) dienstbode [II] het dienen
• • [beroep] dienst, een eenheid voor werktijd, zoals bij ploegendienst. • [economie] een dienst instelling in de regel onderdeel van een overkoepelende organisatie. • [economie] een economische dienst, verschillend van een goed. • [religie] kerkdienst, een godsdienstoefening. • [militair] dienstplich...
• (1) Organisatieonderdeel, ontstaan door taakverdeling op het vlak van de uitvoerende arbeid. (2) Dienstverlening.

Toon uitgebreidere definities

• dienstauto• dienstbaar• dienstbaar aan• dienstbaarheid• dienstbelang• dienstbetoon• dienstbetrekking• dienstbevel• dienstbode• dienstbodekamer• dienstboek• dienstcontract• dienstdoen• dienstdoend• dienstenbond• dienstencentrum• dienstencheque• dienstenchequewerker• diensteneconomie• dienstengroep
• Toon alle woorden die beginnen met dienst

• arbodienst• belastingdienst• continudienst• explosievenopruimingsdienst• godsdienst• hulpdienst• immigratiedienst• inlichtingendienst• kerkdienst• lijndienst• loondienst• nachtdienst• overheidsdienst• pendeldienst• trombosedienst• natuurgodsdienst• zonnedienst• zondagsdienst• zomerdienst• zoekdienst
• Toon alle woorden die eindigen op dienst

dienst (het dienen)

1. Is werk in een benaming als `Nationaal werk tot bestrijding der tuberculose` correct? Zie Werk / dienst
2. Is het permanentie in de betekenis `het verzekeren of waarnemen van een dienst` correct? Zie Permanentie / dienst
3. Wat is juist: buiten dienst of buitendienst? Zie buiten dienst / buitendienst

Is het 'de dienst' of 'het dienst'?

Het is 'de dienst', want dienst is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die dienst'.

Wat is het meervoud van dienst?

Het meervoud van dienst is 'diensten'. Eén dienst, twee diensten.

Wat betekent dienst?

'keer dat je iemand helpt' en 'afdeling met een eigen takenpakket' en 'tijd dat je werkt' en 'tijd dat een soldaat in het leger is'

Hoe spel je dienst?

dienst spel je D I E N S T

Wat is een ander woord voor dienst?

Andere woorden voor dienst zijn afdeling, betrekking, dienstplicht, eredienst, gedienstigheid, godsdienstoefening, gunst, instituut, kerkdienst, kerkviering, krijgsdienst, mis, service en voorkomendheid.

Zoek dienst op Woordenlijst.org
Zoek dienst op Google
Zoek dienst op Wikipedia