certificeren

werkw.

Uitspraak:	[sɛrtifi'serə(n)]
Afbreekpatroon:	cer·ti·fi·ce·ren
Vervoegingen:	certificeerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gecertificeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

verklaren dat iemand of iets heeft bewezen aan de eisen te voldoen

Voorbeelden:

`Een ISO gecertificeerd bedrijf voldoet aan de ISO-normen voor kwaliteitsmanagement.`,
`een product laten certificeren`

Synoniemen

8 definities op Encyclo

1) Bestempelen 2) Zwart op wit geven 3) Getuigen 4) Merken 5) Bekrachtigen 6) Waarmerken 7) Bevestigen
Certificeren is het verlenen van certificaten ('keurmerken') wanneer aan bepaalde welomschreven kwaliteitsnormen voldaan wordt.
Een certificaat is een schriftelijke verklaring, doorgaans, maar niet altijd, bedoeld als bewijsstuk voor de kwaliteit van een bedrijf, mens, dienst of product. Niet ieder bewijsstuk kan als certificaat worden aangemerkt: voor een trouwboekje of een kwitantie bijvoorbeeld wordt het woord niet gebruikt. Doorga...
Geven van een kwaliteitskenmerk, b.v. aan dierenartsenpraktijken..
Het officieel verklaren dat iets geldig is of voldoet aan een norm of, met betrekking tot mensen, dat aan een gebruikelijke mate van geschiktheid of bevoegdheid is voldaan. Categorie: Functionele activiteiten > goedkeuring.

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van certificeren is 'certificeerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gecertificeerd'.

'verklaren dat iemand of iets heeft bewezen aan de eisen te voldoen'

certificeren spel je C E R T I F I C E R E N

Andere woorden voor certificeren zijn bekrachtigen, bestempelen, getuigen, merken en waarmerken.

Op andere websites

Recentelijk gezocht