berijden

werkw.

Uitspraak:	[bə'rɛidə(n)]
Afbreekpatroon:	be·rij·den
Vervoegingen:	bereed (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft bereden (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) rijden op (een fiets, motor, paard, kameel enz.)

Voorbeelden:	`De kinderen bereden makke pony's.`, `een zware motor berijden`
bereden politie	(agenten te paard)
je stokpaardjes berijden	(meningen verkondigen die je altijd al verkondigt)
een man berijden	(met hem vrijen terwijl je op hem zit)

2) rijden over (een weg)

Voorbeelden:	`een druk bereden pad`, `verbod om het strand te berijden`
Je kunt het dorp in een half uur berijden.	(het duurt een half uur om naar het dorp te rijden)

rijden   

• beroeren, kwellen - Voorbeeld: ‘Dat was een heel nieuw gevoel, een bezigheid die hem tot in bed toe met onrust bereed en vroeg in de morgen zocht hij al of er geen onraad in de lucht te bespeuren was’ (Langs Wegen 123) - Voorbeeld: ‘Beter er niet aan te denken, slapen, alles vergeten, zichzelf blijven....
• •het voortbewegen op een dier of voorwerp, zo kun je een paard berijden of een fiets.
• 1) Het rijden op een dier 2) Op een paard rijden 3) Rijden op een paard 4) Rijden

Toon uitgebreidere definities

Schrijf je berijden (= rijden op) met ei of ij? Zie berijden / bereiden

Wat is de verleden tijd van berijden?

De verleden tijd van berijden is 'bereed'. Het voltooid deelwoord is 'heeft bereden'.

Wat betekent berijden?

'rijden op (een fiets, motor, paard, kameel enz.)' en 'rijden over (een weg)'

Hoe spel je berijden?

berijden spel je B E R I J D E N

Wat is een ander woord voor berijden?

Een ander woord berijden is rijden.

Zoek berijden op Woordenlijst.org
Zoek berijden op Google
Zoek berijden op Wikipedia