Uit `De lagere vaktalen: De steenbakkerstaal` 1914 hoeveelheid steenen, die in eens gebakken wordt.
de hoeveelheid tabakbladeren die men ineens laat snijden bij een tabakkerver - Voorbeeld: ‘'k Zou toch liefst van Koornaerts bakte smoren, en gij? vroeg hij plots Poortere in de ogen kijkend’ (Dorpslucht I 82)