Spreekwoorden met `winst`

Zoek

3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `winst`

  1. gunst/winst baart nijd. (=succes leidt tot jaloezie)
  2. met de winst strijken. (=winnen)
  3. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)

6 betekenissen bevatten `winst`

  1. alle havens schutten wind (=als je meedoet deel je mee in de winsten)
  2. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
  3. je schaapjes scheren (=er de winst uithalen)
  4. de schapen scheren (=gemakkelijk grote winsten maken)
  5. een bliek (spiering) uitgooien om een snoek te vangen (=met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen)
  6. als David zijn volk telde verloor hij de strijd (=tel de winst pas uit bij het einde van de strijd)

19 dialectgezegden bevatten `winst`

  1. 't profiet kunn opraapn mi j'n elleboogn (=geen winst opstrijken) (Veurns)
  2. 't profiet kunn'n opraap'n mi j'n elleboog'n (=weinig winst maken) (Veurns)
  3. aal wa'je spoart hemm'n is winst (=het gespaarde is winst) (Westerkwartiers)
  4. as de ene haand de aaner wast word'n beid'nt schoon (=iets samen aanpakken levert beiden winst op) (Westerkwartiers)
  5. atter dërde zooter ze moeder ooch verkoope (=hij is alleen uit op winst) (Bilzers)
  6. d'n eine schaertj 't schaop, d'n angere 't vêrke (=de een maakt grote, de ander maakt kleine winst) (Weerts)
  7. da's gin vette (=dat is maar een kleine opbrengst, winst etc.) (Hulsters (NL))
  8. dae /det pasjde mit veer tiène (toepen, kaartspel) (=als iemand (hij / zij) zich gewonnen geeft /ondanks hele goede kansen toch stoppen met spelen bij zekere winst (eigenlijk omdat iemand zich moet schamen voor iets)) (Sint-joasters)
  9. dae zo zen vroo en kender verkoope (=hij is alleen maar uit op winst) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. deerste winst is kattepis (=de eerste winst zegt nog niets) (Oudenbosch)
  11. der bluuft veel an de braomn angn (=het is niet allemaal zuivere winst) (Kortemarks)
  12. der geld uut slon (=winst maken) (Veurns)
  13. er juust ôn uit kunnen (=iets verkopen zonder winst of verlies) (Sint-Niklaas)
  14. Ge meug et allemoaul noaur 't oeksken droaugen (=Je moet alle winst aan de belastingontvanger afgeven) (Lokers)
  15. gon vër et sjoeëp offet vèrke sjaere (=is het nu een beetje of veel winst maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. het zaat op zën ieërappel nie verdiene (=weinig of geen winst maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. hij gijt met de winst striek'n (=hij gaat er met de buit vandoor) (Westerkwartiers)
  18. hij gijt met de winst striek' n (=hij haalt de eerste plaats) (Westerkwartiers)
  19. hij sloeg zien slag (=hij pakte zijn winst) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen