Spreekwoorden met `wal`

Zoek

22 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wal`

  1. aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
  2. bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
  3. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  4. dat is een kwal (=een uiterst vervelend persoon)
  5. dat raakt kant noch wal (=dat is geen zinnig argument)
  6. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  7. de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)
  8. een oude zwaluw weet haar nest. (=oude mensen hebben veel levenservaring.)
  9. een zwaluw maakt de lente niet (=een omstandigheid laat nog geen eindconclusie toe)
  10. één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
  11. kant noch wal raken (=totale onzin zijn)
  12. kijken als Jonas in de walvis (=benauwd kijken)
  13. onder de wal zijn (=dicht bij de wal zijn)
  14. ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
  15. roep geen mosselen voordat ze aan de wal zijn (=verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is)
  16. tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
  17. tussen wal en schip vallen (=er niet bij passen of genegeerd worden.)
  18. van de wal in de sloot (helpen) (=de situatie verergeren in plaats van verbeteren)
  19. van de wal in de sloot belanden (=vanuit een slechte situatie terechtkomen in een situatie die nóg slechter is)
  20. van de wal in de sloot raken (=van de ene slechte situatie in een andere terechtkomen.)
  21. van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
  22. van wal steken (=beginnen met spreken, beginnen met een verhaal)

16 betekenissen bevatten `wal`

  1. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  2. dat sluit als een haspel in een zak (=dat raakt kant noch wal)
  3. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  4. onder de wal zijn (=dicht bij de wal zijn)
  5. te haaien en te draaien lopen (=doelloos ronddwalen)
  6. nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
  7. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
  8. de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
  9. kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
  10. niet het vele is goed, maar het goede is veel. (=kwaliteit is beter dan kwantiteit)
  11. ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
  12. alle hout is geen timmerhout (=niet iedereen beschikt over dezelfde kwaliteiten / niet alles is van voldoende kwaliteit)
  13. alle scheuten zijn geen rozen. (=uiterlijk bedriegt; niet alles is van hoge kwaliteit.)
  14. van de bovenste plank (=van de beste kwaliteit)
  15. alle waar is naar zijn geld (=van iets goedkoops mag je geen topkwaliteit verwachten)
  16. hoog opnemen (=zeer kwalijk nemen)

43 dialectgezegden bevatten `wal`

  1. 'k Heb wal ins slechter egèten (=Het smaakt lekker) (Achterhoeks)
  2. 'k zal 't em wal in zijn sause duen (=Ik zal het hem wel heel voorzichtig laten weten) (Lokers)
  3. Aj een ezel dans'n wilt leern, he'j wal ne glönige plate nörig (=Je moet nog wel heel wat doen om dat voor elkaar te krijgen) (Twents)
  4. Antwoard: Joa, t'zal wal goan. En es et nit geit, dan bok et mèr! (=Vraag: Gaat het / Lukt het?) (Rekems)
  5. da klopt van ghin kânt (en) (=dat raakt kant noch wal) (Hulsters (NL))
  6. Da klopt van gieën kante (=Dat raakt kant noch wal) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  7. dat maj-k wal liên (=dat vind ik wel prettig) (Twents)
  8. dat raakt kant noch wal (=da klop van geen kante) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dat slagt as 'n tang op 'n swien (=dat raakt kant nog wal) (Westerkwartiers)
  10. dat snaajt geen hoot (=dat raakt kant noch wal) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de wal keert 't schip (=er komt vanzelf een einde aan de malaise) (Westerkwartiers)
  12. de wal op gaan (=naar huis gaan) (Marine jargon (veelal Maleis))
  13. den ku'j wal n aj in t gat kokng (=die is vreselijk bang) (Rijssens)
  14. Die duurt wal een grommegie deursloeken. (=Niet voor een kleintje vervaart zijn) (Drents)
  15. een walleke pikken (=over de wal wandelen) (Zaltbommels)
  16. En ik wal veur ow met. (=Ik weet het zeker.) (Aaltens)
  17. ge zij gij nie goe zeeëre! (=wat je zegt, raakt kant noch wal (protesterend) ) (Waregems)
  18. gin pot zo scheef of n dekkel die wal past (=Op ieder potje past een dekseltje) (Twents)
  19. Has doe ze nog wal alleneuj óp d'r krisboom? (=Heb jij ze wel allemaal op een rijtje) (kerkraads)
  20. hij roakt aan leger wal (=hij boert steeds slechter) (Westerkwartiers)
  21. Hij trekt de hakken in de wal (=Hij stopt ermee; Hij houdt ermee op) (Drents)
  22. i-j könt iemand wal veur -, maor neet in de kop kieken (=niet te snel oordelen over iemand) (Achterhoeks)
  23. I’j mot neet tediepe bouw’n, met vloot wodt ut land ok wal zwart . (=Niet te moeilijk denken) (achterhoeks)
  24. Ie kunt wal ies geliek hebben (=Ik ben het niet met je eens) (Drents)
  25. Ie kunt wal ies gien geliek hebben (=Ik geloof er geen woord van) (Drents)
  26. ie zilt wal geliek hebben (=je zult wel gelijk hebben) (Drents)
  27. Ik heur et wal a'j 't er an toe hebt. (=Geef maar een gil als je zo ver bent.) (Drents)
  28. Ik kom wal weer ‘n kere an. (=Ik kom wel weer een keertje langs.) (Aaltens)
  29. Ik zal ow de vleu wal 's afvangen! (=Ik zal je weleens leren!) (Aaltens)
  30. Joa, het zal wal goan. En es het néét geit, dan bok het mèr! (=Vraag: Gaat het / Lukt het) (Rekems)
  31. kaokeln is gien kuunst, maor eierleggen wal (=kakelen is geen kunst, maar eieren leggen wel -> makkelijker gezegd dan gadaan) (Drents)
  32. kwets komt ij wal (=de vraag is of hij wel komt) (Lokers)
  33. Laot mear kuuln t löp wal lös (=Laat maar gaan het valt wel mee) (Twents)
  34. noa dissen kump dr wal wier nen frissen (=na deze komt er wel weer een nieuwe liefde) (Twents)
  35. Ok op een schelle pan past wal een lid (=Geen pot zo scheef of er past een deksel op) (Drents)
  36. spukt et moar in mijn klakke, 'k zaan ter wal uitroapen (=Gezegde van een stotteraar) (Lokers)
  37. van de wal ien 'e sloot help'm (=iemand nog verder in de put helpen) (Westerkwartiers)
  38. van dn oevr in dn dyk groakn (=aan lager wal geraken) (Lichtervelds)
  39. Van pis in bedde naor poep in bedde (=Van de wal in de sloot raken) (Giethoorns)
  40. Van welde aet i-j gin melde , maor in armood smek melde wal good (=In tijden van rijkdom kun je kiezen , in tijden van armoe niet.) (achterhoeks)
  41. Vertrouw op God maor doo wal zelf de fietse op slot (=vertrouw op God maar doe wel de fiets op slot) (Achterhoeks)
  42. wal wal, 'tis wal un groate patèle (=van een kindje dat een grote kakka heeft gedaan) (Brugs)
  43. ze sjieëp ès ont zinke (=de reder raakt aan lager wal) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen