22 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wal`
- aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
- bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
- dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
- dat is een kwal (=een uiterst vervelend persoon)
- dat raakt kant noch wal (=dat is geen zinnig argument)
- de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
- de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)
- een oude zwaluw weet haar nest. (=oude mensen hebben veel levenservaring.)
- een zwaluw maakt de lente niet (=een omstandigheid laat nog geen eindconclusie toe)
- één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
- kant noch wal raken (=totale onzin zijn)
- kijken als Jonas in de walvis (=benauwd kijken)
- onder de wal zijn (=dicht bij de wal zijn)
- ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
- roep geen mosselen voordat ze aan de wal zijn (=verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is)
- tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
- tussen wal en schip vallen (=er niet bij passen of genegeerd worden.)
- van de wal in de sloot (helpen) (=de situatie verergeren in plaats van verbeteren)
- van de wal in de sloot belanden (=vanuit een slechte situatie terechtkomen in een situatie die nóg slechter is)
- van de wal in de sloot raken (=van de ene slechte situatie in een andere terechtkomen.)
- van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
- van wal steken (=beginnen met spreken, beginnen met een verhaal)
16 betekenissen bevatten `wal`
- dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
- dat sluit als een haspel in een zak (=dat raakt kant noch wal)
- de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
- onder de wal zijn (=dicht bij de wal zijn)
- te haaien en te draaien lopen (=doelloos ronddwalen)
- nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
- iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
- de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
- kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
- niet het vele is goed, maar het goede is veel. (=kwaliteit is beter dan kwantiteit)
- ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
- alle hout is geen timmerhout (=niet iedereen beschikt over dezelfde kwaliteiten / niet alles is van voldoende kwaliteit)
- alle scheuten zijn geen rozen. (=uiterlijk bedriegt; niet alles is van hoge kwaliteit.)
- van de bovenste plank (=van de beste kwaliteit)
- alle waar is naar zijn geld (=van iets goedkoops mag je geen topkwaliteit verwachten)
- hoog opnemen (=zeer kwalijk nemen)
43 dialectgezegden bevatten `wal`
- 'k Heb wal ins slechter egèten (=Het smaakt lekker) (Achterhoeks)
- 'k zal 't em wal in zijn sause duen (=Ik zal het hem wel heel voorzichtig laten weten) (Lokers)
- Aj een ezel dans'n wilt leern, he'j wal ne glönige plate nörig (=Je moet nog wel heel wat doen om dat voor elkaar te krijgen) (Twents)
- Antwoard: Joa, t'zal wal goan. En es et nit geit, dan bok et mèr! (=Vraag: Gaat het / Lukt het?) (Rekems)
- da klopt van ghin kânt (en) (=dat raakt kant noch wal) (Hulsters (NL))
- Da klopt van gieën kante (=Dat raakt kant noch wal) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- dat maj-k wal liên (=dat vind ik wel prettig) (Twents)
- dat raakt kant noch wal (=da klop van geen kante) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat slagt as 'n tang op 'n swien (=dat raakt kant nog wal) (Westerkwartiers)
- dat snaajt geen hoot (=dat raakt kant noch wal) (Munsterbilzen - Minsters)
- de wal keert 't schip (=er komt vanzelf een einde aan de malaise) (Westerkwartiers)
- de wal op gaan (=naar huis gaan) (Marine jargon (veelal Maleis))
- den ku'j wal n aj in t gat kokng (=die is vreselijk bang) (Rijssens)
- Die duurt wal een grommegie deursloeken. (=Niet voor een kleintje vervaart zijn) (Drents)
- een walleke pikken (=over de wal wandelen) (Zaltbommels)
- En ik wal veur ow met. (=Ik weet het zeker.) (Aaltens)
- ge zij gij nie goe zeeëre! (=wat je zegt, raakt kant noch wal (protesterend) ) (Waregems)
- gin pot zo scheef of n dekkel die wal past (=Op ieder potje past een dekseltje) (Twents)
- Has doe ze nog wal alleneuj óp d'r krisboom? (=Heb jij ze wel allemaal op een rijtje) (kerkraads)
- hij roakt aan leger wal (=hij boert steeds slechter) (Westerkwartiers)
- Hij trekt de hakken in de wal (=Hij stopt ermee; Hij houdt ermee op) (Drents)
- i-j könt iemand wal veur -, maor neet in de kop kieken (=niet te snel oordelen over iemand) (Achterhoeks)
- I’j mot neet tediepe bouw’n, met vloot wodt ut land ok wal zwart . (=Niet te moeilijk denken) (achterhoeks)
- Ie kunt wal ies geliek hebben (=Ik ben het niet met je eens) (Drents)
- Ie kunt wal ies gien geliek hebben (=Ik geloof er geen woord van) (Drents)
- ie zilt wal geliek hebben (=je zult wel gelijk hebben) (Drents)
- Ik heur et wal a'j 't er an toe hebt. (=Geef maar een gil als je zo ver bent.) (Drents)
- Ik kom wal weer ‘n kere an. (=Ik kom wel weer een keertje langs.) (Aaltens)
- Ik zal ow de vleu wal 's afvangen! (=Ik zal je weleens leren!) (Aaltens)
- Joa, het zal wal goan. En es het néét geit, dan bok het mèr! (=Vraag: Gaat het / Lukt het) (Rekems)
- kaokeln is gien kuunst, maor eierleggen wal (=kakelen is geen kunst, maar eieren leggen wel -> makkelijker gezegd dan gadaan) (Drents)
- kwets komt ij wal (=de vraag is of hij wel komt) (Lokers)
- Laot mear kuuln t löp wal lös (=Laat maar gaan het valt wel mee) (Twents)
- noa dissen kump dr wal wier nen frissen (=na deze komt er wel weer een nieuwe liefde) (Twents)
- Ok op een schelle pan past wal een lid (=Geen pot zo scheef of er past een deksel op) (Drents)
- spukt et moar in mijn klakke, 'k zaan ter wal uitroapen (=Gezegde van een stotteraar) (Lokers)
- van de wal ien 'e sloot help'm (=iemand nog verder in de put helpen) (Westerkwartiers)
- van dn oevr in dn dyk groakn (=aan lager wal geraken) (Lichtervelds)
- Van pis in bedde naor poep in bedde (=Van de wal in de sloot raken) (Giethoorns)
- Van welde aet i-j gin melde , maor in armood smek melde wal good (=In tijden van rijkdom kun je kiezen , in tijden van armoe niet.) (achterhoeks)
- Vertrouw op God maor doo wal zelf de fietse op slot (=vertrouw op God maar doe wel de fiets op slot) (Achterhoeks)
- wal wal, 'tis wal un groate patèle (=van een kindje dat een grote kakka heeft gedaan) (Brugs)
- ze sjieëp ès ont zinke (=de reder raakt aan lager wal) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen