Spreekwoorden met `mes`

Zoek

17 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `mes`

  1. als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
  2. daar hangt het mes uit (=men durft daar een grote uitdaging aan te gaan)
  3. een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)
  4. er het mes inzetten (=er grondig op ingrijpen, in de uitgaven besnoeien)
  5. het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
  6. het mes op de keel zetten (=onder sterke druk zetten)
  7. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  8. het zijn niet allen koks die lange messen dragen (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
  9. iemand het mes op de keel zetten (=iemand onder zware druk zetten)
  10. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  11. met het mes in de buik zitten (=in grote angst verkeren)
  12. met het mes tussen de tanden (=wanneer alles op het spel staat)
  13. mettertijd komt Hannes in het wammes (=met veel geduld lukt het wel)
  14. nieuwe messen snijden scherp (=met iets (iemand) nieuws is het aangenaam werken)
  15. onder het mes zitten (=een examen hebben, in angstige omstandigheden zitten)
  16. op dat mes kun je naar Keulen rijden (=dat mes is erg bot)
  17. zo lang aardappels poten als je mest hebt (=met iets zo lang mogelijk doorgaan)

3 betekenissen bevatten `mes`

  1. op dat mes kun je naar Keulen rijden (=dat mes is erg bot)
  2. uit het vuistje (=uit de hand , zonder gebruik van mes en vork)
  3. met zijn tien geboden eten. (=zonder mes en vork.)

50 dialectgezegden bevatten `mes`

  1. `Aarg geschrouw, mer weinig wol, ` zei de boer en hie had 't vaarke onder 't mes (=Veel geschreeuw, maar weinig wol) (Barnevelds)
  2. 't mes ien 't vé.rke loate stèèke (=Een begonnen werk niet af maken) (Genneps)
  3. 't mes is bot (=het mes snijdt niet) (Sint-Niklaas)
  4. 't mes snit aan twee kant'n (=zo versterk je elkaar) (Westerkwartiers)
  5. ' t mes snit an twee kant' n (=hij verdient aan alle kanten) (Westerkwartiers)
  6. aan de pinjeir raigen (=iemand met een mes steken) (Heist-op-den-Berg)
  7. As ie d`r ene zear wilt doon, mot ie 'n stoomp mes nemm'n (=Als je iemand pijn wilt doen, moet je een stomp mes nemen.) (Twents)
  8. bete dabbe (=aarde van bieten verwijderen met een mes) (Hoeselts)
  9. daaj èe zoe sjerp assë mes (=dat is een scherpe) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. Dao kin se mei op de vot nao Kölle (=Een bot mes) (Veldens)
  11. Daomet kense op dien vot nao Kaevelaer rieje (=Over een bot mes) (Tegels)
  12. Daomit kinse op de bloote vot nao Kölle (Kaeveleer) rieje. (=Het mes is bot.) (Roermonds)
  13. daor kande mee op oew kont naor keulen rije (=een bot mes) (Kaatsheuvels)
  14. das nie ut schaarpste mes uit de laoj (=dat is de slimste niet) (Oudenbosch)
  15. dat mes is zo stomp, daor ku'je wel op gaon zitten en naor Keulen riejen. (=dat mes is erg bot.) (Putters)
  16. Dat mes is zo stomp, ie kun er wel op naor Keulen rieden (=Een bot mes) (Giethoorns)
  17. de mes mèr alles geleeve wat ze èn de bikskes sjrijve (=lezen is het fundament van alle wijsheid) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. déja és gewoewen van no de mès te goan (=dat is iemand die de deur niet achter zich dicht trekt (verwijzend naar de kerkdeur die automatisch sluit)) (Tiens)
  19. den duvel in uis droeën (=een mes op tafel doen ronddraaien) (Meers)
  20. det mets is zoeë boet wie ‘ne kouter (=dat mes is heel erg bot (kouter = onderdeel van een ploeg)) (Heitsers)
  21. die mot gereept worre (=iemand die onder het mes moet) (Oudenbosch)
  22. doa kènse op de nekse vot op noa Kevelaer (=(van) een bot mes) (Kessels)
  23. Doa kunder me er bloewet gat gon oepzitte (=Bot mes) (Diesters)
  24. e knêpke ès gêld ên e spier stroj ès mès (=veel kleintjes maken een groot) (Bilzers)
  25. e knepke ès geld en e spier stroj ès mès (=alles heeft zijn waarde) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. e mes loate wetten (=een mes laten slijpen) (Sint-Niklaas)
  27. ë spier stroj ès mès en ën sent ès viël geld (=wie het kleine niet eert...zal nooit rijk worden) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. één 't mes op 'e keel zett'n (=iemand dwingen) (Westerkwartiers)
  29. een sent ès geld en e spier stroj ès mès (=ook kleine dingen kunnen belangrijk zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. een toeng (pen) ès sjerper dan e mes (=uitspraken kunnen meer pijn doen dan wapens) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. ein korte mès is flot gezónge (=een klein werkje is gauw gedaan) (Heitsers)
  32. ge zi wok t skerpste mes nie uit t skof é gie (=uw inteligentiepeil voldoet niet aan de vereisten) (West-vlaams)
  33. gimmoemissis (=geef me je mes eens.) (Tilburgs)
  34. iemed poje mét ën doj mès (j) (=zijn beloften maar gedeeltelijknakomen) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. in de mès (meers) gekipt - ie es presies van sellewie (St.-Lodewijk-Deerlijk) (=achterlijk) (Waregems)
  36. kloeët'n: Da mes es zoeë scherrep dagge der mé a bloeëte kloeët'n ként gaun op zitt'n (=Dat mes is bot) (Lebbeeks)
  37. lin m-oe mis us (=leen mij je mes eens) (Tilburgs)
  38. me mes en verket eete (=beleefd eten) (Diesters)
  39. mèt mes en vërsjèt leiren aete (=leren hoe iets werkelijk moet) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. mit è maes inne taes (=met een mes op zak) (Horster)
  41. n toeng és sjerper danne mes (=een pen is sterker dan een zwaard) (Bilzers)
  42. Ni 't scherpste mes in de schoif (=Niet de snuggerste) (Opwijks)
  43. op 't greut mes (=met een grote versnelling) (Ninoofs)
  44. op det mes künste mut dien blute koent op zitte (=dat is een bot mes) (Opglabbeeks)
  45. seffes bèste zen toeng kwijt (=niet aan het mes likken) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. Tekèèr gaon as 'n vè.rke ân 't més (=Hard schreeuwen) (Genneps)
  47. wae mèt ë te graut més wilt snaaje, moet toch mér zën vingers maajë (=doe alleen zaken die je aankan) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. zë mès (wattër) nie konne maoke (=storingen in zijn darmen (nieren / blaas) hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. ze mès of watter nimei konne maoke (=geen stoelgang of water meer kunnen maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. mes wetten (=zijn mes slijpen) (Meers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen