Spreekwoorden met `lieg`

Zoek

38 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lieg`

  1. als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
  2. als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
  3. de pan uit vliegen (=erg snel stijgen (inz. gezegd over prijzen))
  4. de vogel over het net laten vliegen (=goede kansen niet aangrijpen)
  5. die vlieger gaat niet op (=die gedachte gaat niet lukken)
  6. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  7. elkaar in de haren vliegen (=ruzie maken)
  8. elkaar vliegen afvangen (=op onbeduidende details elkaar beconcurreren dan wel duidelijk willen laten uitkomen dat men zelf gelijk heeft en de ander niet)
  9. er een laten vliegen (=een wind laten)
  10. gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))
  11. geen hoogvlieger zijn (=weinig talent hebben)
  12. geen vlieg kwaad doen (=uitsluitend goede bedoelingen hebben, niemand tot last zijn)
  13. glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
  14. goed bloed kan niet liegen (=een edele afkomst wordt altijd opgemerkt)
  15. het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
  16. hier niet zijn om vliegen te vangen (=niet gekomen om de tijd de verdoen)
  17. hoger willen vliegen dan men kan (=meer willen doen dan men kan)
  18. iemand een vlieg afvangen (=iemand te vlug af zijn)
  19. iemand iets heten liegen (=beweren dat iemand gelogen heeft)
  20. iemand naar de keel vliegen (=op iemand erg kwaad worden, aanvallen, ermee vechten)
  21. in de lucht laten vliegen (=laten ontploffen)
  22. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  23. last van vliegen hebben (=stotteren)
  24. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  25. liegen of/dat het gedrukt staat (=heel erg hard liegen)
  26. men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
  27. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  28. met kunst- en vliegwerk (=niet volgens de normale gang van zaken)
  29. niets afslaan behalve vliegen (=alles aannemen)
  30. om vliegen te vangen (=om te luieren (niets te doen))
  31. twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
  32. van verre liegt men veel. (=vreemden kunnen makkelijk liegen omdat het niet te controleren is)
  33. vliegt de blauwvoet storm op zee (=leuze van de Vlaamse nationalisten (ontleend aan Conscience))
  34. voor iemand door het vuur gaan/vliegen (=voor iemand alles overhebben, zich opofferen)
  35. waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te halen valt staat iedereen vooraan)
  36. wie liegt bedriegt. (=wie een leugen vertelt doet ook andere dingen die niet mogen)
  37. willen vliegen eer men vleugels heeft (=iets willen doen nog voor men het geleerd heeft)
  38. ze zien vliegen (=niet goed bij het verstand zijn)

7 betekenissen bevatten `lieg`

  1. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
  2. van leugens aaneenhangen (=altijd maar liegen)
  3. liegen of/dat het gedrukt staat (=heel erg hard liegen)
  4. wijd van huis is altijd rijk. (=iemand die van ver komt, kan makkelijk liegen.)
  5. glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
  6. leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
  7. van verre liegt men veel. (=vreemden kunnen makkelijk liegen omdat het niet te controleren is)

29 dialectgezegden bevatten `lieg`

  1. 'k mag ier doodvallen ak lieg (=ik vertel de waarheid) (Sint-Niklaas)
  2. ' k è au lieg op (=Ik ben teleurgesteld in u) (Hansbeeks)
  3. As de zwelven liêg vleegen guft `t raegen (=Als de zwaluwen laag vliegen krijgen we regen) (Sevenums)
  4. as ik lieg, dan lieg ik ien commizzie (=ik heb het van horen zeggen) (Westerkwartiers)
  5. As ik liege dan lieg ik in commissie (=Van meerderen horen zeggen) (Giethoorns)
  6. As ik liege, dan lieg ik in commissie (=Van anderen horen zeggen) (Giethoorns)
  7. bèste al biechte gewès (=lieg je weer!) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. daaj lieg tot ze zwat ziet (=alles wat ze zegt is gelogen) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dae lieg dattet geen aordeghèts mei ès (=hij liegt dat het niet meer mooi is) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dich bès ziëker de sjunste toerës, baute de liëg toffel en stiel (=jij zijt zeker de leukste in huis-buiten stoelen en tafel) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. doo wat ie zegt dan leeg ie nich (=doe wat je zegt dan lieg je niet) (Twents)
  12. er lieg datter zwat ziet (=hij liegt dat het kraakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. Ge lieg ut (=Dat meen je niet) (brabants)
  14. hae ès nog te loemp vër liëg zêk raech te zètte (=de meest eenvoudige zaken kan hij nog niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. hae lieg dattër zwat ziet (=hij liegt hard) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. hae lieg dattêt nimei sjaun ès (=hij liegt overdreven veel) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. hae lieg tieëge de klippen op (=hij liegt tot hij zwart wordt) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. hae lieg totter zwat wiëd (=het is allemaal gelogen) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. Hoêg hoês liêg hoês da zit eun gierege pin in hoês (=Oudjaar liedje) (Sint-Katelijne-Waver)
  20. ich zit haaj te vringe vër mën tëleir liëg te krijge (=ik doe alle moeite om mijn bord leeg te eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. ie lieg of attut e drukt sti (=leugenaar) (Zeeuws)
  22. kop: Mijne kop af as 't ni wau es (=Geloof me, ik lieg echt niet) (Lebbeeks)
  23. liëg lijf, liëge kop (=hoe bloter het beest, des te lager de geest) (Bilzers)
  24. maok tat mën kloempe wijs (=dat lieg je !) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. mënë kop (aof) of ët nie waur ès (=geloof me vast, ik lieg niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. vroag mij niet, dan lieg 'k ok niet (=ik weet het niet zeker) (Westerkwartiers)
  27. vroag mij niks, dan lieg 'k ok niet (=ik weet daar niets meer van) (Westerkwartiers)
  28. vür liëg stiel en banke ston kalle (=voor weinig publiek optreden) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. zenen troeëg liëg aete (=alles opeten) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen