Spreekwoorden met `je kan`

Zoek

12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je kan`

  1. je kan beter naar de bakker dan naar de apotheker gaan. (=eten is gezond, de apotheker bezoek je als je ziek bent.)
  2. je kan een paard wel in het water trekken, maar niet dwingen dat het drinkt. (=je moet iemand niet dwingen, zelfs niet tot iets leuks)
  3. je kan er je kont niet keren (=gezegd als het erg druk is)
  4. je kan geen ijzer met handen breken (=men kan het onmogelijke niet doen)
  5. je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
  6. je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)
  7. je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
  8. je kan het dak op (=jouw wens wordt niet gehonoreerd)
  9. je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  10. je kan niet de kool en de geit sparen (=je moet keuzes maken)
  11. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  12. je kan wel dansen al is het niet met de bruid (=je kan ook wel tevreden zijn met iets minder dan het beste)

20 betekenissen bevatten `je kan`

  1. vragen kost geen geld (=al heb je weinig kans, je kan het in elk geval maar vragen)
  2. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  3. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  4. er is geen huis met hem te houden (=hij is niet tevreden te stellen, je kan er geen land mee bezeilen)
  5. het gelaat is de spiegel der ziel. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
  6. geen schoner gewaad als een zedig gelaat. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
  7. je bent nooit te oud om te leren (=je kan altijd nog bijleren)
  8. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  9. vreemde zorgen doden de ezel. (=je kan dingen het beste zelf doen)
  10. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
  11. de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
  12. er is geen rooi mee te schieten (=je kan er niets mee aanvangen)
  13. kallen is mallen maar doen is een ding (=je kan het beter doen dan er altijd maar over blijven praten)
  14. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  15. leringen wekken maar voorbeelden trekken (=je kan mensen iets willen leren , maar geef vooral het goede voorbeeld)
  16. er is geen land met hem te bezeilen (=je kan met hem niets aanvangen, omdat hij niet wil meewerken)
  17. allemans vriend is iedermans nar (=je kan niet voor iedereen goed doen)
  18. je kan wel dansen al is het niet met de bruid (=je kan ook wel tevreden zijn met iets minder dan het beste)
  19. een vogel zingt zowel van armoe als van weelde. (=je kan positief zijn onder alle omstandigheden)
  20. de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)

50 dialectgezegden bevatten `je kan`

  1. ' t Ergste waat dich kan euverkómme is te haoje van emes dae van einen angere hiltj! (=Het ergste wat je kan overkomen is te houden van iemand die van een andere houdt.) (Kinroois)
  2. as aete fraete, en vraaje poeppe wieëd èsset geloof wijd noeë de K. (=je kan het ook doen, met heelwat fatsoen) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. aste kèndër sjiks, kraajgste kènder taus (=je kan niet méér terugkrijgen dan je wil geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. aste niks baetër wiës te vërtëlle, zwigste baetër (=je kan beter zwijgen dan onzin uit te kramen) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. Blaos doe mich oppe rök (=je kan me m'n rug op) (Sittards)
  6. Blaos mich op miene rögk. (=je kan me de rug op.) (Gelaens (Geleens))
  7. bloas mène zak op (=je kan me de pot op) (Wichels)
  8. d'r es giën uis mee 't aug'n / aag'n (=je kan er niet mee samenwerken) (Wichels)
  9. Dau kindjer gen saal op gaun (=je kan er niet op vertrouwen) (Liedekerks)
  10. de bès ne flaaë plezante (=je denkt toch niet dat ik met je kan lachen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de bès toch nie van soekkër (=je kan toch niet veel verdragen !) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. de bèsne sjaelen apostel (=je kan of wil niets zien) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de kiekens zittn deur dn draod (=je kan haar tepels zien) (kortemarks)
  14. de kiekns zit'n deur 'n droad (=je kan haar tepels door haar t-shirt zien) (Izegems)
  15. De kins mich e' hööpke sjeête! (=je kan de pot op!) (Riemsts)
  16. De kóns baeter get allein gaon fitsen es aan thoes ruzing make! (=je kan beter alleen gaan fietsen dan thuis ruzie maken!) (Kinroois)
  17. de kons ë piëd waol noeë de bieëk leeje, mér de kons ët nie doen drinkë (=je kan iemand wel overtuigen iets te doen, maar uiteindelijk beslist hij da zelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. de kons mëne naere op (=je kan mijn rug op) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. de kons mich noeë de poemp lope (=je kan ze kussen) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. de kons nie de klok loje en tegelijk èn de persessë mètgoën (=je kan geen 2 dingen tegelijk doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. de kons nie teglijk èn de persessë mètgoën en de klok lojë (=je kan geen twee zaken tegelijk doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de kons nie vër alleman goed doen...kiek mèr ës noeë Slievenheir, dat wor zau ne goejë mins en toch hëbbë zë dae nog aoën ët kreis genèchëld (=je kan zoe goed zijn als je wil, als het tegenzit ben je toch de peaneut) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. de kons te Paus nie verwijte dattër kattëliek ès (=je kan het niemand kwalijk nemen dat hij een eigen mening heeft) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de kons ze mich kisse (=je kan de pot op) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. de maus twei kër roje (=je kan het al raden) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. de taering noë de naering zètte (=niet méér uitgeven dan je kan verdienen) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. de weelt kump tich aon zën auren aut (=je kan goed zien dat je veel geld hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. de wiës bau ze hange (=je kan mijn kl...kussen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. de zos én zen eege klitse bijte van sjangering (=je kan jezelf wel wat aandoen van kwaadheid) (Bilzers)
  30. de zossëm de nak umvringe (=je kan hem zo vermoorden) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. dich bès gegaeve te dier, alleen al vër de kos (=je kan je eten nog niet eens terug verdienen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. Dich kins mich der aan gaon hange. (=je kan mij de rug op) (Venloos)
  33. doar goade nie mee kuiere (=je kan hem niets wijsmaken) (Gastels)
  34. doar zit niks in as stront en derms (=je kan met hem niets doen) (Graauws)
  35. Doe kens mich der poekel op en aaf roetsje (=je kan me m'n rug op) (Sittards)
  36. Doe kins mich gans de bäumen in! (=je kan de boom in!) (Limburgs)
  37. doe kins wachte toet belaoke paose (=je kan wachten tot sint juttemis) (Roermonds)
  38. doeë zèkste al zau get ! (=dat kan het zijn, je kan gelijk hebben !) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. eine mol haet geine kieër inne haor (=je kan iemand niet tegen de haren in kan strijken) (Heitsers)
  40. ët geld lik op stroeët, de hoes ët alleen nog mèr op te raopë (=je hoeft niet veel te zoeken, je kan gemakkelijk geld verdienen) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. g'êtte keure (=je kan kiezen) (Kaprijks)
  42. Gaot mi'j toch op d'n wekker! (=je kan me wat!) (Aaltens)
  43. Ge bent niks wert (=je kan er niets van) (Eindhovens)
  44. Ge goat'r ni on uitgeraaken. (=Je zal er nooit in slagen je kan nooit uit de kosten komen.) (Bambrugs)
  45. ge kánt de pot op (=je kan me wat) (Liessents)
  46. Ge kant mèn de tas likke! (=je kan me wat!) (Liessents)
  47. ge kekt mar (=je kan altijd nog zien wat je doet) (Bosch)
  48. Ge ken de groete uit Broabant kreége. (=je kan de groeten uit Brabant krijgen.) (brabants)
  49. ge keu tot têënt de Viuërstroade kijkn (=je kan diep in haar decolleté kijken) (Kaprijks)
  50. ge keu't steekn woardaë wiwt (=je kan ervan denken wat je wil) (Kaprijks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen