Spreekwoorden met `iemand met een`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand met een`

  1. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  2. iemand met een zwarte kool tekenen (=iemand erg ongunstig voorstellen)

3 betekenissen bevatten `iemand met een`

  1. een krakende wagen (=een onzekere zaak - iemand met een zwakke gezondheid)
  2. een kind van Laban (=iemand met een blanke huid)
  3. iemand van katoen geven (=iemand met een pak slaag of woorden straffen)

50 dialectgezegden bevatten `iemand met een`

  1. 'ne boeëk offe d'r bagge in hieët zitte (=iemand met een dikke buik) (Weerts)
  2. 'ne kop wi-j 'n mooshödje (=iemand met een dik hoofd) (Weerts)
  3. 'pow, wat 'n batteri'je' (=iemand met een brede achterse) (Sallands)
  4. 't es gelijk e perdemuijle (=iemand met een lelijk uiterlijk) (Oudenhoofs)
  5. " In ne karreslagn gepist zeker?" (=Vraag aan iemand met een ontstoken oog) (Lokers)
  6. aan de pinjeir raigen (=iemand met een mes steken) (Heist-op-den-Berg)
  7. as eure kop op 'n vêrreke stong, lözje neemus geine huidkieës mieër (=iemand met een lelijk uiterlijk) (Weerts)
  8. as ziêne kop op 'n kelder deur stóng, kwoom gein kat inne kélder (=iemand met een afzichtelijk gezicht) (Weerts)
  9. dae auch gaete met 'ne rônde leepel (=iemand met een grote mond) (Weerts)
  10. dae hieët eine kop wi-j 'ne möttert, wi-j 'n mooshötje (=iemand met een dik hoofd) (Weerts)
  11. dae hieët eine kop wi-j 'nen eimer (=iemand met een kater) (Weerts)
  12. Dae hieët zien aerpel neet opgaete (=iemand met een gat in zijn sok) (Weerts)
  13. den (h) illige Staakestief, patrooën teegn de jukste: wordt ironisch gezegd van iemand met een erg stramme houding (=de heilige Stakestijf, patroon tegen de jeukste) (Klemskerks)
  14. Den hef ne beste bos hoolt veur de deur (=iemand met een gevulde bh) (Twents)
  15. dèn het een neus veur de kop doar ku'j een vèrke met bére (=iemand met een hele grote neus) (Diems)
  16. det is eine sjalevaeger (=dat is een sjofel persoon; iemand met een onbetekenende baan) (Heitsers)
  17. die é woater in zènne kaalder stoan (=iemand met een te korte broek) (Sint-Niklaas)
  18. die hee achter de zekkaar gelopen (=iemand met een sproetengezicht) (Ransts)
  19. die het 'n kleur as 'n bellefleur (=van iemand met een gezonde kleur) (Westerkwartiers)
  20. diej hee het vougelekeutje op zaane kop gat (=iemand met een verwonding in zijn gezicht) (Ransts)
  21. diën ei woater in zaaine kelder (=iemand met een te korte broek) (Antwerps)
  22. doine es uuk een eit gestuute (=iemand met een slordig voorkomen) (leuvens)
  23. e koa blad (=iemand met een scherpe tong) (Winksels)
  24. eeën mi veele wiend in ze broek (=iemand met een hoge eigendunk) (Veurns)
  25. een stijte bieste (=iemand met een stoute tong) (Lovendegems)
  26. ei stinkt gelijk de peste (=iemand met een lijfgeur) (Zottegems)
  27. eine kop wi-j 'n mooshötje (=iemand met een dik hoofd) (Weerts)
  28. ejei achter den trein geluupe, ije woater in zijne kelder. (=iemand met een te kortebroek) (Gents)
  29. en olve gedrojden (=iemand met een hoekje af) (Veurns)
  30. eu gemïene portret (=iemand met een vals karakter) (Klings)
  31. Gae hetj 'ne kop of dej-je de hel geblaoze hetj (=iemand met een bezweet hoofd) (Weerts)
  32. ge zoe 't n ons Heeëre geevn zonder biecht'n (=schijnbaar iemand met een goede naam) (Waregems)
  33. gif em ne slag in ze leen en ze gat volt of (=van iemand met een tengere lichaamsbouw zegt men) (lichtervelds)
  34. hae heet de bóks op zien hieëse (=iemand met een afgezakte broek) (Weerts)
  35. hae kènt ein geit tösje de häör puënne (=iemand met een wit en smal gezicht) (Steins)
  36. hae steênktj wi-j ein huûske (=iemand met een vieze adem) (Weerts)
  37. hee hei e gezicht ver jong hon liejere oep te bassen (=iemand met een lelijk aangezicht) (Betsers)
  38. Hi' j döt alles wat God verbeud' n hef. (=iemand met een losbandige levenstijl:) (Sallands)
  39. hij het een mingelen broek en 'n pijntjies gat (=iemand met een grote mond) (Huizers)
  40. ienen mee' eun bakkes gelaik ne noven (=iemand met een grote mond) (Buggenhouts)
  41. j'eet meè zun broek oender den tram gelegen (=iemand met een te korte lange broek) (Brugs)
  42. j'oot an / s'oot an (=van iemand met een buitenechtelijke relatie zegt men) (Zwevegems)
  43. kèsbölleke virteg plus (=iemand met een rond gezicht) (Luyksgestels)
  44. knijnskop, kneen (=iemand met een onhebbelijk karakter) (Vlijtingens)
  45. kreidsje rier mich nie (=iemand met een kort lontje) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. ne flessepikker (=iemand met een grote neus) (Antwerps)
  47. ne floereloe (=iemand met een pak in velours) (Meers)
  48. ne smoel veu petrellen op te pluu'n (=iemand met een dik of blok-achtig gezicht) (Lenniks)
  49. ne tettekop (=iemand met een groot hoofd) (Vrasens)
  50. ne zuute gezaate (=iemand met een gelijkmatig karakter, onverstoorbaar iemand) (Rillaars)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen