Spreekwoorden met `aal`

Zoek


100 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `aal`

  1. aal is geen paling (=het mindere is niet gelijk aan het meerdere)
  2. aalmoezen geven verarmt niet (=van een aalmoes te geven wordt men zelf niet armer)
  3. aan de haal gaan (=ergens mee vandoor gaan)
  4. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  5. aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (=iedereen maakt wel eens een foutje)
  6. al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaalt haar wel (=leugens komen altijd uit)
  7. als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
  8. als puntje bij paaltje komt (=als het erop aankomt)
  9. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  10. brutaal als de beul (=zeer brutaal)
  11. dat haal je de koekoek (=mij niet gezien!)
  12. dat is een aalshuid (=dat is van weinig waarde)
  13. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  14. dat is een paard van een daalder. (=dat is een trots mens)
  15. dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
  16. dat staat als een paal boven water (=dat is een absolute zekerheid)
  17. dat zijn twaalf eieren en dertien kuikens. (=een meevaller)
  18. de admiraal heeft geschoten. (=de gastheer heeft het sein gegeven te gaan eten.)
  19. de eerste klap is een daalder waard (=een goed begin is het halve werk)
  20. de naald in het spek steken. (=stoppen met werken.)
  21. de paal door de oven steken (=bankroet gaan, zich te gronde richten)
  22. de paal door de oven werken (=bankroet gaan)
  23. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  24. de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
  25. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  26. de wrijfpaal zijn (=de schuld krijgen (van alles))
  27. die haalt de nieuwe aardappelen niet (=iemand die gauw zal gaan sterven)
  28. die molen maalt langzaam (=dat gaat traag)
  29. dood gaan we allemaal. (=gezegd als je iets ongezonds doet)
  30. door het oog van de naald kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
  31. driemaal is scheepsrecht (=de derde keer zal je wel gaan lukken)
  32. een aal bij de staart hebben (=een lastige taak ondernemen)
  33. een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
  34. een draai aan het verhaal geven (=een hele eigen versie van wat er gebeurd is vertellen)
  35. een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen (=men maakt geen twee keer dezelfde fout)
  36. een garnaal heeft ook een hoofd (=schertsend gezegd van een kind dat koppig aan zijn mening vasthoudt)
  37. een geheugen als een garnaal (=een zeer slecht geheugen hebben)
  38. een naald in een hooiberg/hooimijt zoeken (=iets zoeken dat bijna niet te vinden is)
  39. een stofje aan een weegschaal zijn (=iets erg onbelangrijks zijn)
  40. een woord op zijn pas is een daalder waard (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
  41. eerst komt het eten dan de moraal. (=overleven is belangrijker dan het volgen van regels.)
  42. er paal en perk aan stellen (=orde op zaken stellen)
  43. er zijn maal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
  44. eruit zien of men een paal ingeslikt heeft (=er erg stijf, harkerig uitzien)
  45. garnaal/spiering is ook vis als er anders niet is. (=wees tevreden met wat je kunt krijgen)
  46. gewicht in de schaal leggen (=een wezenlijk deel bijdragen)
  47. heet van de naald (=nog heel nieuw (van een product))
  48. helemaal van slag zijn (=in de war zijn)
  49. het ene woord haalt het andere uit (=als de ene persoon een grote mond opzet, krijgt die dat van de ander terug)
  50. het is muis als moer, een staart hebben ze allemaal. (=beide opties zijn vervelend)

161 betekenissen bevatten `aal`

  1. in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
  2. als het niet gaat zoals het moet, dan moet het zoals het gaat (=als de ideale situatie niet haalbaar is, moet je je aanpassen aan de omstandigheden.)
  3. het is maar een weet (=als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer)
  4. berouw komt na de zonde (=als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw)
  5. wie a zegt moet ook b zeggen (=als je eenmaal ergens aan begonnen bent, moet je het ook afmaken)
  6. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  7. gereed geld dingt scherp. (=als je meteen betaalt gaat de verkoop sneller)
  8. wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
  9. het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
  10. aan de grond zitten (=bankroet of totaal uitgeput zijn)
  11. van wal steken (=beginnen met spreken, beginnen met een verhaal)
  12. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  13. heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
  14. van de ratten besnuffeld/gebeten zijn (=ben je nu helemaal gek!)
  15. beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
  16. beter een half ei dan een lege dop (=beter iets dan helemaal niets)
  17. geen slapende honden wakker maken (=beter niet over een bepaald onderwerp beginnen / aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen)
  18. vis moet (wil) zwemmen (=bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bier))
  19. doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. (=blijf vooral normaal doen)
  20. door de wol geverfd zijn (=brutaal , schaamteloos zijn)
  21. een grote mond hebben/opzetten (=brutaal zijn)
  22. mijn verstand staat er bij stil (=dat begrijp ik helemaal niet)
  23. dat is geen punt. / Daar maken we geen punt van (=dat is geen probleem. / Dat is helemaal geen argument)
  24. dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
  25. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  26. dat past als een vuist in een oog (=dat past helemaal niet)
  27. de draad kwijt zijn (=de loop van het verhaal niet meer kunnen volgen)
  28. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
  29. over lijken gaan (=doordouwen zonder oog voor ethiek of moraal)
  30. man en paard noemen. (=duidelijke taal spreken)
  31. iets over zich hebben (=een bepaalde indruk geven)
  32. de knoop doorhakken (=een beslissing forceren. (Afgeleid van het verhaal van de Gordiaanse knoop))
  33. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige maaltijd.)
  34. de wind waait uit die hoek (=een mening van iemand uit een bepaalde groep/partij)
  35. een aardige stuiver/duit (=een mooi kapitaal)
  36. op oud ijs vriest het licht (=een oude kwaal komt gemakkelijk weer boven)
  37. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
  38. een broodje aap (=een verzonnen verhaal dat als waarheid wordt verspreid.)
  39. onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers (=er bestaan nu eenmaal merkwaardige mensen)
  40. er geen tittel of jota van afweten (=er helemaal geen kennis van hebben)
  41. zoveel geven om iets als een boer om een kers (=er totaal niets om geven)
  42. het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
  43. zo brutaal als de beul zijn (=erg brutaal zijn)
  44. zo wijs als Salomo`s kat zijn (=erg wijs denken te zijn, maar eigenlijk totaal niet zijn)
  45. heg noch steg weten (=ergens de omgeving totaal niet kennen)
  46. iets in de doofpot stoppen (=ergens totaal niet meer over praten, verzwijgen)
  47. van Teeuwes nog Meeuwes weten (=ergens van helemaal geen verstand hebben)
  48. tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
  49. de maan komt al door de bomen/wolken (=gezegd van iemand die kaal begint te worden)
  50. een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)

20 dialectgezegden bevatten `aal`

  1. 't is ier zo donker as een aal (=het is hier pikdonker) (Sint-Niklaas)
  2. 't is nait aal doage kovvie mit kouke (='t is niet altijd feest) (Gronings)
  3. ' n loete beir (=een emmer aal) (Overmeers)
  4. aal da galèer ( Fr. galère ellende) (=al dat gedoe) (Wichels)
  5. aal doende leert men (=door te oefenen leer je het wel) (Westerkwartiers)
  6. aal heur plann'n viel'n ien duug'n (=het brak hun bij de handen af) (Westerkwartiers)
  7. aal wa'je spoart hemm'n is winst (=het gespaarde is winst) (Westerkwartiers)
  8. aal waj in gaten heb n, oevie in de bult'n niey te zuuk'b (=als je het in de gaten hebt, hoef je het in de bulten niet te zoeken) (Klazienaveens)
  9. aal wat de klok slagt (=het is er totaal vol mee) (Westerkwartiers)
  10. alles goed jongen / aal goud mienjong (=alles goed jongen) (Gronings)
  11. as dowwe nen aal aat oer gat komt (=het is erg onwaarschijnlijk) (Wommersoms)
  12. eind goed, aal goed (=als het na veel inspanning allemaal goed afloopt) (Westerkwartiers)
  13. Hij heb 'n gladde aal bij d'r staart. (=hij heeft een moeilijke vrouw) (Rotterdams)
  14. hij rakt aal verder van huus (=het gaat met hem de verkeerde kant uit) (Westerkwartiers)
  15. leugenjeir, gè gô recht nor ' d aal (=leugenaar, gij gaat recht naar de hel) (Sint-Niklaas)
  16. mee aal de chineezn (mar nie mi dendeezn) (=aan mijn llijf geen polonaise) (Wichels)
  17. most noit aal zo bulkn en reern (=je moet niet zo schreeuwen) (Gronings)
  18. nen bak beir (=een bak aal) (Overmeers)
  19. nie zo vee drinken t is aal me pis uut (=veel drinken) (Zeeuws)
  20. ti ni aal vrijn e kiendjes maakn (=het is niet allemaal gemakkelijk en leuk) (Koksijds)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen