Spreekwoorden met `krijgen`

Zoek


70 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `krijgen`

  1. iets met de paplepel ingegoten krijgen (=iets van kinds af aan leren.)
  2. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  3. iets onder de knie hebben/krijgen (=iets kunnen of leren kunnen)
  4. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  5. ik mag de tering krijgen (=er zeker van zijn)
  6. in het oog krijgen (=opmerken)
  7. je beslag krijgen (=definitief ten einde lopen , beslist worden)
  8. je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
  9. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  10. je verdiende loon krijgen (=krijgen wat hem toekomt (meestal iets slecht))
  11. kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
  12. kleur in je leven krijgen (=het leven wordt leuker)
  13. loon naar werken krijgen (=loon krijgen dat in overeenstemming is met het gedane werk)
  14. nee heb je, ja kun je krijgen (=je kunt het altijd proberen)
  15. niets kunnen binnenkrijgen (=niet kunnen eten)
  16. nul op het rekest krijgen (=zijn eis niet ingewilligd krijgen)
  17. op je baadje krijgen (=een pak slagen krijgen)
  18. op je dak krijgen (=iets onaangenaams krijgen)
  19. vaste voet aan de grond krijgen (=iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschouwd gaan worden)
  20. vat op iemand krijgen (=iemand van iets kunnen overtuigen)

108 betekenissen bevatten `krijgen`

  1. het hooi op de gaffel krijgen (=het wel gedaan krijgen)
  2. het gelijk van de vismarkt hebben (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen)
  3. ere wie ere toekomt (=iemand die de eer verdient moet die ook krijgen)
  4. wie het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben (=iemand die het recht heeft op het grootste deel, moet dat ook krijgen)
  5. iemand te paard helpen (=iemand een goede baan helpen krijgen)
  6. iemands handen zalven (=iemand iets geven in de hoop een gunst te verkrijgen)
  7. iemand aan zijn angel krijgen (=iemand in zijn macht krijgen)
  8. een Tantaluskwelling zijn (=iets erg graag willen maar het (net) niet kunnen verkrijgen)
  9. vaste voet aan de grond krijgen (=iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschouwd gaan worden)
  10. een koekje van eigen deeg (=iets geven (of krijgen) wat oorspronkelijk bedacht is door degene die het krijgt (of geeft))
  11. hebben is hebben maar krijgen is de kunst (=iets hebben is goed, maar iets bijkrijgen is beter)
  12. er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
  13. een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  14. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  15. op je dak krijgen (=iets onaangenaams krijgen)
  16. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  17. met een metworst naar een zij spek gooien (=iets weinig waardevols opofferen om iets waardevols terug te krijgen)
  18. ik zal je krakepitten (=ik zal je krijgen!)
  19. de pot op kunnen (=in geen geval krijgen)
  20. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
  21. wie maaien wil moet zaaien (=je moet er iets voor doen om iets te verkrijgen)
  22. wat de mens zaait zal hij maaien (=je moet er iets voor doen, als je wat wil krijgen)
  23. aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)
  24. je verdiende loon krijgen (=krijgen wat hem toekomt (meestal iets slecht))
  25. de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
  26. je kaarten op tafel leggen (=laten weten over welke middelen je beschikt om iets gedaan te krijgen)
  27. loon naar werken krijgen (=loon krijgen dat in overeenstemming is met het gedane werk)
  28. armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
  29. een streepje voor hebben (=meer mogen dan een ander, minder gauw straf krijgen)
  30. waar het warm is, is het goed vrijen. (=mensen uit een rijke familie kunnen makkelijker een partner krijgen)
  31. voor geld kun je de duivel doen dansen (=met geld kun je alles gedaan krijgen)
  32. in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
  33. een goed paard maakt nog geen goede ruiter. (=niet enkel de middelen tellen, ook de vaardigheid is belangrijk om resultaat te krijgen.)
  34. niet aan zijn trekken komen (=niet krijgen wat men wil)
  35. iets in de wacht slepen (=op oneerlijke manier verkrijgen, iets in bezit krijgen voor weinig geld)
  36. op een droogje zitten (=op visite zijn en niks te eten of drinken krijgen)
  37. ervan lusten (=op zijn kop krijgen)
  38. je sporen verdienen (=respect krijgen door goed werk te verrichten)
  39. het met iemand aan de stok hebben/krijgen (=ruzie met elkaar hebben/krijgen)
  40. met iemand in aanvaring komen (=ruzie of problemen met iemand krijgen)
  41. aan de haak slaan (=te pakken krijgen)
  42. bij de kladden krijgen (=te pakken krijgen)
  43. iemand honing om de mond smeren (=tegen iemand aardige dingen zeggen/vleien om iets gedaan te krijgen)
  44. naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)
  45. de druiven hangen te hoog (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
  46. de druiven zijn zuur (zei de vos maar hij kon er niet bij) (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
  47. door de spitsroeden lopen. (=veel kritiek krijgen, gestraft worden)
  48. iemand naar de mond praten (=vleien en vriendelijk zijn om iets gedaan te krijgen)
  49. met alle zonden van Israël beladen worden (=voor alles de schuld krijgen)
  50. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)

50 dialectgezegden bevatten `krijgen`

  1. dae kriegtj de begaoving (=hij heeft de kolder in de kop; gek en/of uitgelaten gedragen; stuiptrekkingen of koortsstuipen krijgen) (Heitsers)
  2. dae kumtj zich nog aan ‘t kratse woeë d’r geine jäök haet (=hij zal er achteraf nog wel spijt van krijgen) (Heitsers)
  3. dae lachtj nog neet al zaes se proem (=hij is niet snel aan het lachen te krijgen) (Heitsers)
  4. dae lachtj nog neet al zuut d’r ein koe in ein kersjet (=hij is niet snel aan het lachen te krijgen) (Heitsers)
  5. dae lachtj nog neet al zuut d’r eine stróntj taege de wenj opkroepe (=is niet snel aan het lachen te krijgen) (Heitsers)
  6. dae mosse iers ónder ziene zak kratse (=die moet je eerst gunsig stemmen, wil je wat gedaan krijgen) (Venloos)
  7. daor gaoi nog een pijp van roken (=daar ga je problemen mee krijgen) (Graauws)
  8. das om 't speen van te krijgen (=dat is om moe van te worden) (Sint-Niklaas)
  9. das vër érm zin van te krijge (=dat is om een inzinking van te krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dat geeste trèg moeten autzwete (=daarvoor ga je de rekening nog gepresenteerd krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dat geet dich nog opkoeëme (=daar ga je nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dat geet dich nog voëre (=daar ga je spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dat geet dich nog zoer opbraeke (=daar ga je nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dat geet dich voeëren -opkoeëme (=daar ga je spijt van krijgen) (Bilzers)
  15. dat geet em nog lëlëk voëre (opkoëme) (=daar gaat hij nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dat geet nimei, ët mesjien ès këpot (=wij kunnen geen kinderen meer krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dat geet tich noch voëre (=daar ga je nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. dat geet tich nog voëre (=daar ga je nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. dat geet tich nog zoer opkoëme (=daar ga je nog spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. dat geet tich zwaur voeëre (opkoeëmë), mennëkë (=daar ga je nog erge spijt van krijgen !) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. dat geetteg opkoëme (=daar ga je spijt van krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. dat maag mij niet beur'n (=dat kan ik financieel niet rond krijgen) (Westerkwartiers)
  23. dat steet nie èn mëne kattekismës (=dat kan ik nooit over mijn hart krijgen om te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. dat zal ze zuur opbreek'n (=daar krijgen ze veel spijt van) (Westerkwartiers)
  25. Dau kraak naa een geroktaat van sè (=Dat is om iets van te krijgen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  26. de boter gefret hein (=de schuld krijgen voor iets) (Melseels)
  27. de buile vangn (=de schuld krijgen) (Oudenaards)
  28. de duvel sjietj altied op dezelfdje houp (=dat komt op de verkeerde plek terecht; mensen die het al goed hebben krijgen alleen nog maar meer) (Heitsers)
  29. de floeppers krijge (=schrik krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. De kaa kors tevan krijge (=Het op zijn heupen krijgen) (Bilzers)
  31. de konvulzjës krijge (=de stuipen krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. de kou seskes krijgen (=de stuipen krijgen) (Meers)
  33. de kremp van krijge (=ervan op zijn heupen krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. de litanie van allerheilëge aonheire (=een hoop uitleg krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. de luuj aafloupe (=van deur tot deur gaan om iets te krijgen) (Steins)
  36. de pap in de mond krèegen (=het op een presenteerblaadje aangereikt krijgen) (Wichels)
  37. De pozen kriege (=De stuipen krijgen) (Flakkees)
  38. de seskes / ka seskes krèegen (=de stuipen krijgen (fig.)) (Wichels)
  39. De seskes krijgen (=De stuipen krijgen) (Bevers)
  40. de slimste vérke krijgen ët sjunste stroj (strau) (=de zon schijnt voor iedereen, maar niet iedereen ziet ze) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. de stoeëf oproeëchëlë (=de brandende kolen omroeren om meer vuur te krijgen in de kachel) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. de tuut nit vòl kinne kriege (=niet genoeg kunnen krijgen van) (Heerlens)
  43. de vliegende sjijt krijge (='t op zijn heupen krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. de vooi zal jongskus gô krijgen (=het wijfjeskonijn zal gaan bevallen) (Sint-Niklaas)
  45. De wèind van vurre krijgen (=De wind van voren krijgen) (Valkenswaards)
  46. de wiend van veur kriége (=de wind van voren krijgen) (Wells)
  47. de wind van voren krijgen (=op je nummer gezet worden) (Graauws)
  48. de wuibbes kraage (=op mijn heupen krijgen) (tervurens)
  49. de zege hëbbe (=de instemming krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de zos nog kompassë mèt him krijge, aste nie oppas (=bezie het maar niet teveel, anders doet hij u nog spijt krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen