Spreekwoorden met `en de`

Zoek


128 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `en de`

  1. geen pot zo scheef of er past een deksel op (=voor iedereen is wel een levenspartner te vinden)
  2. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  3. het hooi is op en de koe is dood. (=het is een hopeloze zaak)
  4. ieder huisje heeft een deurtje. (=er is altijd een manier om iets te bereiken)
  5. iemand ongezouten de waarheid zeggen (=onverbloemd de waarheid zeggen, eerlijk zeggen waar het op staat)
  6. iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn (=steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn)
  7. iets boven de tafel fietsen (=open kaart spelen met bedoelingen)
  8. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  9. in andermans weide lopen de vetste koeien. (=bij een ander lijkt het altijd beter)
  10. in een deuk liggen (=onbedaarlijk lachen)
  11. in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
  12. je gat tegen de kribbe zetten (=onwillig zijn)
  13. je kan niet de kool en de geit sparen (=je moet keuzes maken)
  14. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  15. je ogen de kost geven (=alles goed in zich opnemen)
  16. kinderen en dronkaards spreken de waarheid (=ze zeggen wat ze vinden, ze zijn ongeremd)
  17. kleine vossen bederven de wijngaard (=kleine fouten kunnen zorgen voor grote problemen in het geheel)
  18. liggen de handen dan liggen de tanden (=wie niet werkt verdient niet genoeg om te eten)
  19. met de kop tegen de muur lopen (=nutteloos geweld gebruiken)
  20. met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
  21. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  22. met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
  23. met het mes tussen de tanden (=wanneer alles op het spel staat)
  24. met tijd en stond, gaat men de wereld rond. (=er is een juiste tijd is voor alles en sommige dingen hebben tijd nodig)
  25. morgen des levens (=de jeugd)
  26. niet met iemand door één deur kunnen (=niet met iemand kunnen samenwerken (door verschillen in persoonlijkheid.))
  27. om de kracht van het anker te voelen moet men de storm trotseren (=pas als men iets ernstig meemaakt, weet men op wie men kan vertrouwen)
  28. onder en boven de wet zijn (=zich niet aan de regels hoeven te houden)
  29. ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
  30. op de eerste april zendt men de gekken waar men wil (=op 1 april worden grappen uitgehaald)
  31. op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
  32. op het eind van de fuik vangt men de vis. (=de volhouder wint)
  33. op ieder potje past wel een dekseltje (=voor iedereen bestaat er een geschikte levenspartner)
  34. samen onder een deken liggen (=een gezamenlijk standpunt innemen)
  35. snotterige veulens worden de gladste paarden. (=kwajongens die nergens voor lijken te deugen, worden vaak flinke mannen)
  36. tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
  37. tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  38. tegen de draad ingaan (=het er niet er mee eens zijn en er tegen in gaan)
  39. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
  40. tegen de lamp lopen (=betrapt/gesnapt worden)
  41. tegen de maan blaffen (=iets doen wat totaal niet helpt / nodeloze bedreigingen uiten)
  42. tegen de maan pissen (=iets onmogelijks proberen)
  43. tegen de muur zetten (=doodschieten)
  44. tegen de paal lopen (=er slecht vanaf komen)
  45. tegen de schenen schoppen (=ruzie zoeken)
  46. tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
  47. tegen de stroom oproeien (=tegen de gangbare opinie in gaan)
  48. tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
  49. tegen de vleug strijken (=prikkelen, boos maken)
  50. tot de jaren des onderscheids komen (=oud genoeg zijn om zelf te weten/mogen wat wel en niet mag)

53 betekenissen bevatten `en de`

  1. het is beter een andermans hemd dan geen (=wat men niet heeft kan men desnoods nog altijd lenen)
  2. beproeft alle dingen en behoudt het goede. (=weet wat er allemaal is, maar doe alleen de goede dingen)
  3. klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood (=zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens overdrijven)

50 dialectgezegden bevatten `en de`

  1. daaj krieëg de floeppers en de bibberebitsjes tegelijk (=die dame had de schrik van haar leven te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. daaj loeg bij him èn de boëvëste sjaajf (=die was goed gezien bij hem) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. daaj mauste nog daoge èn de miëlebiëk te weeke hange (=ge stinkt uren onder de wind!) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. daaj moes wirés én de vol zon ston (=ze moest weer in de belangstelling staan) (Bilzers)
  5. daaj stond ziëker vanaater èn de raaj waaj Kritës hiësëne autdeelde (=wat een domme trut!) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. daaj wos goed vër èn de kieësboom te hange (=ze was overdreven opgetut) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. daaj zin èn de posj (=ik heb ze eindelijk op zak ! (geld)) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. dae és èn de grutte of adderdoem van (=hij is zo groot of oud als) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dae ès met zen K èn de botter gevalle (=hij kan het niet beter treffen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dae ès mèt zen kloeten èn de goej botter gevalle (=die heeft het ferm getroffen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dae ès nog èn de fleur van zëne fladder (=hij is nog in de bloei van zijn leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae hèt niks èn de kop, mér waol alles èn de broek (=hij heeft zijn verstand in zijn broek zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dae hèt zich zwaur èn de koste gezat (=zijn haren zijn geknipt) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dae kan nog gene naogel raech èn de moer kloppe (=die kan nog geen eenvoudige zaak oplossen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dae lik bij mich èn de boëvëstë loj (=die is mijn favoriet) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dae moes te goed èn de faar haage (=volg die maar goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dae stond aateraon én de raaj waaj ze hiëses voertgoefde (=hij stond zeker in de laatste rij toen ze verstand uitdeelden) (Bilzers)
  18. dae stond èn de lèste raaj waaj kristës de hiësëne autdeelde (=hij heeft totaal geen verstand) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. dae stond ziëker aateraon èn de raaj waaj ze hiëses autdeelde (=hij was bij de laatsten bij het uidelen van hersens) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. dae zit tot iëver zën aure èn de mësiëre (=hij weet niet meer van welk hout pijlen te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. dao is alles naovenant: de pispot op de taofel en de kjeskomp ònger 't bèd (=dat is een huishouden van Jan Steen) (Aelsers)
  22. das èn de posj (=dat is in orde, dat is al weer verdiend-op zak-) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. das èn de sakosj (=dat is helemaal in orde) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. das èn de sëkosj (=dat is in orde) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. das èn de sjëkosj (='t is in orde) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. das ne spélvër dae zit te baeje èn de loch (=hij zoekt zijn prooi) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. dat hèbste èn de bèste femieles (=dat komt in de beste families voor) (Bilzers)
  28. dat keump èn de sjakoche (=dat komt in orde) (Tongers)
  29. dat mins wil 't midd'nste en de beide end'n (=dat mens is erg hebberig) (Westerkwartiers)
  30. de aoënhaager wènt en de broekësjijter stink (=doe zo maar verder en je zult wel zien waar je uitkomt !) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. de baedelnap en de gêldjbuul hânge gein hôngerd jaor aan dezelfdje duuër (=eens zal het anders gaan in je leven) (Weerts)
  32. de bès joenk en de wilds tër mér op los (=als je jong bent leef je wild en onbezonnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. de bès mèt zën kont èn de botter gevalle (=jij hebt alle geluk ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. de bès pas ne goeje as te èn de grond stiks (=na je dood wordt er misschien wat goeds over je verteld) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. de bèste vroo ès ën mëdam op stroët, ën prinses èn de kiëke en ën hoer ènt bèd (=een vrouw moet haar rol kunnen spelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. de boekhaager zoet èn de rats (=de boekhouder zat in moeilijke papieren) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. de broeadzak en de kloeatzak (=waar draait het om) (Zeeuws)
  38. de goe goan en de slechte blijvn (=zoals de klompen aan de deur) (Knesselaars)
  39. de goeie inhang en de profijtigen uittrok (=zegt men tegen trouwers) (Gents)
  40. de graute klok slig zwaur en de kleen têmp zietëkës aon (=de grote kerkklok slaat hard en het kleintje slaat lichtjes) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. de groete èn de wènd van aater (=nog veel geluk (pejoratief bedoeld) ) (Bilzers)
  42. de groete en de wènd vanaatër (=hoepel nu maar op !) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. de groeten én de wénd vanaater (=loop naar de bliksem) (Bilzers)
  44. De ien mag de koe strelen en de ander mag nie over 't hek kijken. (=Mensen worden verschillend behandeld.) (brabants)
  45. de joenges blinke en de mètskes stinke (of zèg ich et umgekeird) (=jongens zijn netter dan de meisjes (of is het omgekeerd) ) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. de kantenier, iës Vanheusde van Miëseme, en ternoë Gus Stas van on de staose èn Minster, onderhoele de waeg en de slaute van Minster, zaumèr èn hun ééntsje opte viloo mètten sjoep enne bessem...en twor ammel goed onderhaage (=de respektievelijke kantoniers, Vanheusden van Meershoven en Guust Stas van Munster, onderhielden de straten en grachten van Munster zomaar in hun ééntje, met schop en bezem op de fiets...en het was netter dan nu.) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. De kloan biëte doen. (=Hakselen tussen de jong bietenplantjes om het onkruid en de ongewenste bietenplantjes te verwijderen.) (Rillaars)
  48. de kons nie de klok loje en tegelijk èn de persessë mètgoën (=je kan geen 2 dingen tegelijk doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. de kons nie teglijk èn de persessë mètgoën en de klok lojë (=je kan geen twee zaken tegelijk doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de kool en de geit spoar'n (=de beide tegenstanders willen helpen) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen