Spreekwoorden: (1914) Schootgaan, d.w.z. er vandoor gaan, snijden (Antw.), van een vlieger gezegd, als het touw breekt (fri. op 'e kletter gjean); weggaan zonder te betalen; ook: met een meisje weggaan; doodgaan; schot gaan met iets, er mee weggaan (Focquenbr. II, 19). Oorspronkelijk zal de uitdrukking geluid...