peuteren

werkw.
Uitspraak:  ['pøtərə(n)]
Afbreekpatroon:  peu·te·ren
Vervoegingen:  peuterde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gepeuterd (volt.deelw.)

1) met je vinger ergens aan of in pulken of plukken
Voorbeeld:  `neuspeuteren`
Synoniem:  frunniken

2) je als een peuter gedragen
Voorbeeld:  `kinderen moeten lekker kunnen peuteren en kleuteren voor ze gaan leren lezen.`


Synoniemen
friemelen   pielen   pulken   

4 definities op Encyclo
  • met je vingers of iets anders ergens in wroeten vb: hij zat natuurlijk weer in zijn neus te peuteren Synoniem: wriemelen
  • 1) Kruimelen 2) Debbelen 3) Wurmen 4) Mieren 5) Koteren 6) Beuzelen 7) Roefelen 8) Peuren 9) Knorren 10) Morrelen 11) Oerelen 12) Moeren 13) Pulken 14) Pingelen 15) Pielen 16) Priegelen 17) Wriemelen 18) Foeteren 19) Mullen 20) Zenuwachtig plukken met de vingers 21) Zenuwachtig bewegen van de vingers
  • wroeten in
  • wroeten in Jaar van herkomst: 1469 (HWS )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op peuteren:
lospeuterenpietepeuterenneuspeuterenmispeuteren

Herkomst volgens etymologiebank.nl
peuteren (met vinger of spits voorwerp wroeten, frunniken e.d.)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van peuteren?
De verleden tijd van peuteren is 'peuterde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gepeuterd'.
Wat betekent peuteren?
'met je vinger ergens aan of in pulken of plukken' en 'je als een peuter gedragen'
Hoe spel je peuteren?
peuteren spel je P E U T E R E N
Wat is een ander woord voor peuteren?
Andere woorden voor peuteren zijn friemelen, pielen en pulken.

Op andere websites
Zoek peuteren op Woordenlijst.org
Zoek peuteren op Google
Zoek peuteren op Wikipedia