zich onrustig bewegen, jeuken, krieuwelen, krauwen (VD) - Voorbeeld: ‘Als 't in hare verbeelding Zaterdagavond werd en eindelijk... traag (...) die Zondagmorgen, - dan ging het daarbinnen haar hertje aan 't krevelen’ - Voorbeeld: ‘Kasteele hoorde om zijn hoofd het luide bromgonzen der bijen en 't kreve...
1) Kriebelen
krieuwelen (toon de herkomst via de etymologiebank)