keuvel Nederlands woordenboek

Spreekwoorden en zegswijzen

• kap en keuvel (=de hele boel)
Naar de spreekwoorden

4 definities op Encyclo

1) Kap van een monnik 2) Bijenkap 3) Kap van kloosterlingen 4) Kap van een mantel 5) Kleed van kloosterling 6) Imkerskap 7) Mantelkap 8) Iemand die druk praat 9) Vrouwelijke muts 10) Kovel 11) Vrouwenmuts met een afhangende strook 12) Vrouwenkap 13) Vrouwenmuts met afhangende strook 14) Hoofddeksel
kap van kloosterlingen, vrouwenmuts (toon de herkomst via de etymologiebank)
Spreekwoorden: (1914) Kap en (of noch) keuvel d.w.z. alles (of niets); eene uitdr. die sedert de middeleeuwen voorkomt o.a. in de Brab. Yeest. V, 2155: Danct Gode dat in rasten hi leven wille, ofte u en blijft cappe noch coveel. Zie verder Sartorius II, 2, 62: kap ende kovel, 't gelt met de buydel, vertaling ...
Wijde koorkap met mouwen in sommige monniksordes, b,v. die van de benedictijnen.

Deze woorden beginnen met keuvel:

Deze woorden eindigen op keuvel:

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Op andere websites