immuniseren

werkw.
Uitspraak:  [ɪmyni'zerə(n)]
Afbreekpatroon:  im·mu·ni·se·ren
Vervoegingen:  immuniseerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  geïmmuniseerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

behandelen zodat je een ziekte niet kunt krijgen medisch
Voorbeelden:  `kinderen immuniseren tegen difterie, tetanus, kinkhoest, polio, tuberculose en mazelen`,
`Immuniseren is beter voor de gezondheid en goedkoper dan de ziekte later behandelen.`


2 definities op Encyclo
  • 1) Inenten 2) Onvatbaar maken 3) Immuun maken
  • onvatbaar maken, het opwekken van weerstand (immuniteit) tegen bepaalde infectieziekten. Hierdoor is de persoon beter tegen de ziekteverwekker bestand. Tijdens een volgend contact met deze ziekteverwekker, maakt het lichaam antistoffen aan en is de kans klein om ziek te worden
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van immuniseren?
De verleden tijd van immuniseren is 'immuniseerde'. Het voltooid deelwoord is 'geïmmuniseerd'.
Wat betekent immuniseren?
'behandelen zodat je een ziekte niet kunt krijgen'
Hoe spel je immuniseren?
immuniseren spel je I M M U N I S E R E N

Op andere websites
Zoek immuniseren op Woordenlijst.org
Zoek immuniseren op Google
Zoek immuniseren op Wikipedia