• te haaien en te draaien lopen (=doelloos ronddwalen)
• naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)
Naar de spreekwoorden

• 1.(verlangend) kijken, uitzien, met open mond, dwaas kijken (DB: gaaien) Voorbeeld: ‘Bíj 't leuter-pruttelend beekje bleef hij wat staan haaien en kijken in 't helder water’
• 'Haaien' (Selachimorpha, ook wel Selachii) zijn een groep van grote, lenige kraakbeenvissen. De meeste haaien zijn slanke, gespierde en snelle dieren die een lengte bereiken van rond de 1 à 2 meter.
• (afschuren) Schilderwerk afschuren met gedroogd haaienvel. Er werd ook vel van de tong voor gebruikt en ook werden mattenbiezen toegepast (biezen). Bij het onderhoud van het logement van Leiden te Den Haag staat in 1769 beschreven dat de eerste verflagen lijmverven waren; dan moest men het werk haaijen, bieze...
• [Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] heien
• [Vergeten woorden] (zw. -de) scheef lopen, staan, liggen, hangen [van haai ‘schuin toelopend stuk land, geer’]

Toon uitgebreidere definities

• haaienaanval• haaienbek• haaientand• haaienvel• haaienvin• haaienvinnenbadpak• haaienvinnensoep

haaien (een schuine richting hebben)

Zoek haaien op Woordenlijst.org
Zoek haaien op Google
Zoek haaien op Wikipedia