[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] afgereisd, vertrokken
1) Grootgebracht 2) Opgevoed 3) Opgegroeid
opgevoed (toon de herkomst via de etymologiebank)
Spreekwoorden: (1914) Ergens geboren en getogen zijn, d.w.z. ergens ter wereld gebracht en opgevoed zijn; ergens jong geweest zijn (V.d. Water, 91; Molema, 530); eng. to be born and bred (Prick,