schuine strook

• uier (oldebroeks)   • uier (Achterhoeks)   • uier (Lunters)   • uier (Elspeet)   • uier (Doornspijks)   • Uier (Hierdens)  
Toon alle 34 dialectwoorden

• wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
• in de aap gelogeerd zijn (=in een vervelende positie beland zijn)
• het geld regeert de wereld (=geld heeft grote invloed)
Naar de spreekwoorden

• [Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Bouwkunde), schuin vlak; een kamer geert, wanneer de een zijde smaller is, dan de andere en de rechtstaande muren in het grondplan stompe en scherpe hoeken vormen.
• [Vergeten woorden] (m.) speer, spies [in Gerhard, Gerbrand, ~ geer ‘spits stuk land’, gijzel ‘pijl’]
• 1) Plaats in Wallonië 2) Schuingesneden stuk stof 3) Plaats in Utrecht 4) Heraldische term 5) Plaats in Luik 6) Plaats in de Benelux 7) plaats in België 8) Gemeente in luik 9) Amerikaanse acteur 10) Strook 11) Scheve zijde 12) Schuine hoek 13) Schuine kant 14) Schuine lijn 15) Schuine baan 16) Schuin verlop...
• 1> inname van een kleed van een zeil , om het zeil de juiste snit te geven. Ook gilling genoemd. De term `geer` schijnt ook gebruikt te worden voor een schuine strook/baan zeildoek, die gebruikt wordt om het zeil aan de onderzijde meer breedte te geven. Vermoedelijk heeft dit betrekking op razeilen . - Bron: ...
• Afgetopte baan aan de zijkanten van een zeil, waardoor dit een trapeziumvorm verkrijgt.

Toon uitgebreidere definities

• geer tosjav• geerakker• geertelsel• Geertruidenberg

• wijsgeer• aalgeer

1. geer (lust, gril)
2. geer (wigvormig voorwerp)
3. geer (zevenblad)

Zoek geer op Woordenlijst.org
Zoek geer op Google
Zoek geer op Wikipedia