Let op: Spelling van 1858 credit, trouw en geloof; de goede naam, waarin iemand staat, ten opzigte van eerlijkheid, middelen, en den roem van goed te betalen, weshalve een ieder zulk eenen gaarne borgt; ook de toe-vertrouwdezaak, uitstaande schuld; ook het aanzien en het vermogen van iemand aan het hof of in ...
Nederlandsche handelswoorden uit het Frans (1914): crédit, vertrouwen; uitstel van betaling.