betuigen

werkw.

Uitspraak:	[bəˈtœʏxə(n)]
Afbreekpatroon:	be·tui·gen
Vervoegingen:	betuigde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft betuigd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

laten weten of blijken

Voorbeelden:

`iemand zijn spijt betuigen`,
`dank betuigen`

Synoniemen

Spreekwoorden en zegswijzen

• eer betuigen (=vereren)
Naar de spreekwoorden

5 definities op Encyclo

•iets duidelijk stellen. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
met nadruk iets zeggen vb: hij betuigde zijn dank voor onze hulp
1) Betonen 2) Verzekeren 3) Bewijzen 4) Openlijk uitkomen voor iets 5) Verklaren
te kennen geven, uitdrukkelijk verklaren
verzekeren Jaar van herkomst: 1270 (CG I 1, 186 )

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van betuigen is 'betuigde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft betuigd'.

'laten weten of blijken'

betuigen spel je B E T U I G E N

Andere woorden voor betuigen zijn betonen en verklaren.

Op andere websites

Recentelijk gezocht