agenderen

werkw.
Uitspraak:  [axɛn'derə(n)]
Afbreekpatroon:  agen·de·ren
Vervoegingen:  agendeerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geagendeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

als agendapunt op de agenda (1) zetten
Voorbeeld:  `de interne communicatie agenderen`


3 definities op Encyclo
  • 1) Een bespreeklijst maken 2) Opschrijven 3) Inplannen 4) Op de agenda plaatsen 5) Verenigen 6) Vergaderterm 7) Vermelden 8) Boeken
  • Het op de agenda plaatsen van aandachtspunten waarop actie moet worden ondernomen.
  • tot een agenda verenigen Jaar van herkomst: 1880 (WNT agenda Suppl )
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
agenderen (tot een agenda verenigen)

Taaladvies
Wat is juist: hoe laat of hoelaat? Zie Hoelaat / hoe laat

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van agenderen?
De verleden tijd van agenderen is 'agendeerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geagendeerd'.
Wat betekent agenderen?
'als agendapunt op de agenda zetten'
Hoe spel je agenderen?
agenderen spel je A G E N D E R E N

Op andere websites
Zoek agenderen op Woordenlijst.org
Zoek agenderen op Google
Zoek agenderen op Wikipedia