2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `te maken`
- er is geen chocola van te maken (=het is niet te begrijpen)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
31 betekenissen bevatten `te maken`
- aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
- keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
- dat snijdt geen hout (=dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets)
- dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
- geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
- ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
- voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
- geen dag zonder zorgen (=er is altijd wel iets om je zorgen over te maken.)
- iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
- dat raakt mijn koude kleren niet (=ergens niets mee te maken hebben en zich niet voor interesseren)
- niet op mijn weg liggen (=ergens niets mee te maken hebben of niet mee willen bemoeien)
- er de angel uittrekken (=ervoor zorgen dat iets minder gevaarlijk wordt door het meest gevaarlijke deel onschadelijk te maken; iets minder pijnlijk maken)
- iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
- voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
- bloot slaat dood (=iemand voor het blok zetten: iemand dwingen een keuze te maken)
- de ontbrekende schakel (=iets dat nog mist om iets compleet te maken)
- met de haren erbij slepen (=iets erbij halen dat er niets mee te maken heeft)
- als een tang op een varken slaan (=iets heeft totaal niets met een besproken onderwerp te maken)
- mijn naam is haas (=ik weet nergens van en wil er niks mee te maken hebben!)
- in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
- in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
- koopmans goed, is eb en vloed. (=ondernemers hebben te maken met goede ne slechte tijden)
- de bal terugkaatsen (=op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander)
- poeha maken (=overdreven doen of drukte maken)
- ellebogenwerk (=succes boeken door op slinkse wijze van anderen misbruik te maken)
- veel poespas (=veel overdrijven en drukte maken)
- leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
- het veld ruimen (=vertrekken om plaats te maken voor een ander)
- twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
- je pappenheimers kennen (=weten met wie men te maken heeft)
- maak geen slapende honden wakker (=zwijgen over iets, om te voorkomen dat een autoriteit op het idee komt om er werk van te maken)
50 dialectgezegden bevatten `te maken`
- 'k ew angers niks mit je te skaften (='k heb niets met je te maken) (Urkers)
- 'k zit-er viuër niets tjusn (=ik heb er niets mee te maken) (Kaprijks)
- baeter hêl bloëze dan zëne mond verbranne (=je spant je beter wat in dan fouten te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- d'er gieën afdroaë mee ên (=er niks mee te maken hebben) (Kaprijks)
- da zijn a zoakes niet (=daar heb je n!ets mee te maken) (Kaprijks)
- da zijn ou zouken nie (=daar heb je niets mee te maken) (Moes)
- daaj doech zoe fijn tieëge mich as poeppëstront (=ze kwam me terug opvrijen om het toch maar weer goed te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- daar heb niets mee te maken -geen uitstaans (=doë hëbste geen affère mèt) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae zit tot iëver zën aure èn de mësiëre (=hij weet niet meer van welk hout pijlen te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- dao haet nemes get mèt oet te staon (=daar heeft niemand iets mee te maken) (Heitsers)
- dao höbs dich gein poes mèt te make (=daar heb jij niets mee te maken) (Heitsers)
- daor hek niks meej te schafte (=daar heb ik niets mee te maken) (Tilburgs)
- dat geettech nie aon (=heb je niets mee te maken) (Bilzers)
- De boer ha 17 jung en os Merei heitte Tul os en, ooch nog Seefa en osse Jef heitte Fuin en osse Louis heitte Juul, da war fur het nie gemekklijk te maken (=de boer had 17 kinderen, allemaal jaar op jaar, 3 dochters heette Maria en werden, Tul, Mereë en Seefa genoemd, Onze Jozef heette Feun, onze Louis heete Jef en onze Henrie heette Juul, toch niet gemakkelijk he) (Heusdens)
- de moes nen aaën aop geen maule leire trèkke (=dat hoef je me niet diets te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- De polis stelt na een onderziek in eomda ze 't goe megeloëk vinge data geld me krimineel zokes te moken heet (=De politie stelt een onderzoek in, omdat zij het niet onwaarschijnlijk acht dat het geld te maken heeft met een criminele activiteit) (Holsbeeks)
- de wieës aad attet langer doert vër aut te rèste as vër miech te wiëene (=oud ben je pas als de tijd om uit te rusten langer wordt dan die om je moe te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- det haet dao niks mèt van doon (=dat heeft er niets mee te maken) (Heitsers)
- die? die vund z'n kaai (=over hem hoef je je geen zorgen te maken) (Westfries)
- doar heb 'k niks met te schaft'n (=daar heb ik niets mee te maken) (Westerkwartiers)
- doë hübste geen effaere mét (=daar heb je niets mee te maken) (Bilzers)
- doeë hëbs tich geen affère (zaokes, autstoens) mèt (=daar heb je niets mee te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë konste zën naoës vër noeëgon (=daar heb je niets mee te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ën vroo hèt vier lippe, twei vër riezing te maoke en twei vër ët wier goed te maoke (=een vrouw heeft buiten de lippen die kwaad maken nog 2 extra lippen om alles goed te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- er is nag noewt emus van ene berm doëd gevalle (=bang zijn om fouten te maken) (Maasbrees)
- ët zweet brik mich al aut (=ik begin me al zorgen te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- fan doen hewwe (=te maken heeft) (Bildts)
- Ge hed niks in de pap te brokken (=Je hebt er niets aan te zeggen, niets met te maken) (Herentals)
- ge kundin min zon kèken (=ik wil niets meer met U te maken hebben) (Sint-Niklaas)
- Gèter gieën affaire mee (=Je hebt er niets mee te maken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- gieën afdroaë mee ên (=niets mee te maken) (Kaprijks)
- gieën uitstoains mee ên (=niets mee te maken) (Kaprijks)
- giën affèer'n mee en / emmen (=niet mee te maken hebben) (Wichels)
- gin uitstââns èn meej (=niets te maken hebben met) (Hulsters (NL))
- goa ét ier niks te rittentitte (=je hebt hier niets te maken / te zeggen) (Booms)
- hek niks mee te stellen (=daar heb ik niks mee te maken) (brabants)
- het ergste ès dat ich oppet einde van me geld nog vieël moend ieëverhëb (=geld en tijd om het op te maken gaan nooit tesamen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hij wit van de priens ginne kwoad (=Hij heeft er niets mee te maken) (Gastels)
- hochte ze dich toch mèr ont laoke aofgevaeg (=hoe haalden ze het in hun hoofd om iemand zoals gij te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij kan men kloate kusse zennej / ij kan den boam in (=wil niets meer met een persoon te maken hebben) (Antwerps)
- ik wil wiet'n wat veur vlees ik ien de kuip heb (=ik weet graag waar ik mee te maken heb) (Westerkwartiers)
- Ik zit er veu niks tusse (=Ik heb er niets mee te maken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- inne gróndj sjerre (=als een kip zoekt naar eten op de grond; om een knikkerpotje in de grond te maken) (Heitsers)
- j ei ter niks bie te mikken (=niks met mee te maken) (Zeeuws)
- moeidaniet (=daar heb je n!ets mee te maken) (Kaprijks)
- morge brenge in een oedenduuze (=je probeert mij wat wijs te maken) (Gents)
- omda zelle het ni onmeugelek vijne da het geld te moake hee me bandietterij (=omdat zij het niet onwaarschijnlijk acht dat het geld te maken heeft met een criminele activiteit) (Geels)
- sat geet tich nul de botte aoën (=daar heb je niets mee te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- te make haet mit (=te maken heeft met) (Sittards)
- tès haug tijd vür ze laeve te baetere (=het is de hoogste tijd om er nog wat van te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen